TY - RPRT
T1 - Epidemiologische surveillance van het rotavirus seizoenen 2021-2022 en 2022-2023
Y1 - 2024
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Jelle Matthijnssens
A1 - Mustafa Karatas
A1 - Marc Van Ranst
AB -
- De Hoge Gezondheidsraad beveelt vaccinatie van zuigelingen tegen het rotavirus aan en sinds 2006 geldt een gedeeltelijke terugbetaling van het vaccin. Sindsdien is er een significante daling van het aantal bevestigde gevallen van rotavirusinfecties vastgesteld. Sinds 2012 leek de epidemiologie van het rotavirus te evolueren in tweejaarlijkse cycli waarin epidemiologische seizoenen met hoge en lage activiteit elkaar afwisselen.
- Tijdens de COVID-19 epidemie waren er twee seizoenen met lage intensiteit (2019-2020 en 2020-2021) waarin het het rotavirus wellicht minder circuleerde door de getroffen maatregelen tegen de verspreiding van het COVID-virus, het thuisblijven enz. Het eerste seizoen daarna, 2021-2022 was heel intens met 3.809 gevallen, het hoogste aantal waargenomen gevallen in de postvaccinatieperiode. Vóór 2020 telde een seizoen met lage intensiteit ongeveer 1.500 gevallen en een seizoen met hoge intensiteit zo’n 2.500 gevallen. In het seizoen 2022-2023 zijn 1.683 gevallen geregistreerd.
- In het seizoen 2021-2022 werd een eerste seizoenspiek reeds waargenomen in week 51, veel vroeger dan in de voorgaande seizoenen, toen de piek rond week 11-12 viel.
- In het seizoen 2021-2022 is een ongewoon hoog aantal gevallen waargenomen bij personen van 4 tot 20 jaar en bij 80-plussers.
- In de seizoenen 2021-2022 en 2022-2023 werd een grote meerderheid van de gevallen veroorzaakt door genotype G3P[8] (2021-2022: 85,6% van de gevallen, 761 gevallen; 2022-2023: 80,9% van de gevallen, 314 gevallen). Hoewel de reden voor deze dominantie niet volledig duidelijk is, zijn mogelijke hypotheses: 1) De opkomst in de afgelopen jaren van het nieuwe G3P[8] variant (ook wel de “equine-like G3” variant genaamd), die geleidelijk de oude G3P[8] stammen heeft vervangen; 2) een bottleneck in de circulerende rotavirusstammen werd gecreëerd door de lockdowns gedurende de COVID pandemie, of 3) natuurlijke fluctuatie. Tot op heden is er echter geen reden om aan te nemen dat de twee beschikbare rotavirusvaccins geen bescherming zouden bieden tegen deze G3 variant.
PB - Sciensano
CY - Brussels, Belgium
ER -
TY - RPRT
T1 - Surveillance épidémiologique du rotavirus saisons 2021-2022 et 2022-2023
Y1 - 2024
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Jelle Matthijnssens
A1 - Mustafa Karatas
A1 - Marc Van Ranst
AB - - Le Conseil supérieur de la santé recommande la vaccination des nourrissons contre le rotavirus et un remboursement partiel du vaccin est en place depuis 2006. Depuis lors, une diminution significative du nombre de cas confirmés d'infection à rotavirus a été observée. Depuis 2012, l'épidémiologie du rotavirus semble évoluer selon des cycles bisannuels dans lesquels alternent des saisons épidémiologiques de forte et de faible activité.
- Pendant l'épidémie de COVID-19, il y a eu deux saisons de faible intensité (2019-2020 et 2020-2021) au cours desquelles le rotavirus a moins circulé, sans doute en raison des mesures prises contre la propagation du covid-19, du confinement, etc. La première saison suivante, 2021-2022, a été très intense avec 3 809 cas, le plus grand nombre de cas observés dans la période post-vaccinale. Avant 2020, une saison de faible intensité comptait environ 1 500 cas et une saison de forte intensité environ 2 500 cas. Au cours de la saison 2022-2023, 1 683 cas ont été enregistrés.
- Au cours de la saison 2021-2022, un premier pic saisonnier a été observé dès la semaine 51, bien plus tôt que lors des saisons précédentes, où le pic tombait vers les semaines 11-12.
- Au cours de la saison 2021-2022, un nombre anormalement élevé de cas a été observé chez les personnes âgées de 4 à 20 ans et chez celles de 80 ans et plus.
- Au cours des saisons 2021-2022 et 2022-2023, une grande majorité des cas a été causée par le génotype G3P[8] (2021-2022 : 85,6 % des cas, 761 cas ; 2022-2023 : 80,9 % des cas, 314 cas). Bien que la raison de cette prédominance ne soit pas tout à fait claire, les hypothèses possibles sont les suivantes : 1) l'émergence, ces dernières années, du nouveau variant G3P[8] (également appelé "variant G3 de type équin"), qui a progressivement remplacé les anciennes souches G3P[8] ; 2) un goulot d'étranglement dans les souches de rotavirus en circulation créé par les mesures restrictives pendant la pandémie de COVID, ou ; 3) une fluctuation naturelle. À ce jour, cependant, rien ne permet de penser que les deux vaccins antirotavirus disponibles ne protégeraient pas contre cet variant G3.
PB - Sciensano
CY - Brussels, Belgium
ER -
TY - RPRT
T1 - Epidemiological surveillance of poliomyelitis. Poliovirus & non-polio enteroviruses 2019-2021
Y1 - 2023
A1 - Kimberley Hansford
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Laura Cornelissen
A1 - Lize Cuypers
A1 - Elke Wollants
A1 - Paloma Carrillo
A1 - Hammami, Naïma
A1 - Geert Top
A1 - Maite Delpire
AB - - Aucun cas de poliomyélite n'a été signalé en Belgique depuis 1999.
- 3 cas de paralysie flasque aiguë ont été signalés en 2019, 0 cas en 2020 et 2 cas en 2021.
- La Belgique est actuellement classée dans la catégorie des pays à risque intermédiaire de transmission de la poliomyélite selon l'OMS.
- La couverture vaccinale reste élevée (97,6 %, 3 doses), mais des populations vulnérables existent et sont toujours à risque.
- Les systèmes de surveillance actuels nécessitent un engagement plus important de la part des professionnels de la santé afin d'améliorer leur couverture.
- La mise en œuvre de la surveillance des eaux usées peut compléter les systèmes de surveillance actuels.
ER -
TY - RPRT
T1 - Épidémiologie des maladies infectieuses à prévention vaccinale. Rapport annuel de synthèse 2022.
Y1 - 2023
A1 - Laura Cornelissen
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Ilse Peeters
A1 - Kimberley Hansford
A1 - Tine Grammens
A1 - Toon Braeye
KW - vaccination;
AB - Ce rapport résume les principales tendances épidémiologiques en 2022 pour 11 des maladies du calendrier vaccinal: la coqueluche, la diphtérie, les infections invasives à Haemophilus influenzae type b, à méningocoques et à pneumocoques, les oreillons, la poliomyélite, le rotavirus, la rougeole, la rubéole, et le tétanos. Des résultats plus détaillés par pathogène sont disponibles sur le site web de Sciensano (via la page des maladies à prévention vaccinale ou directement par agent pathogène via les liens dans le rapport).
Les vaccins introduits dans les programmes de vaccination belges ont considérablement changé l’épidémiologie des maladies infectieuses qu’ils ciblent, reduisant fortement leurs incidences. Certaines infections sont devenues sporadiques, comme le tétanos, ou ont été éliminées en Belgique, comme la rubéole congénitale et la poliomyélite. La vaccination et la surveillance de ces maladies restent néanmoins nécessaires en raison du risque d’importation et de la sévérité de ces maladies.
PB - Sciensano
CY - Brussels
ER -
TY - RPRT
T1 - Epidemiologie van infectiezieken die voorkomen kunnen worden door vaccinatie. Samenvattend jaarverslag 2022.
Y1 - 2023
A1 - Laura Cornelissen
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Ilse Peeters
A1 - Kimberley Hansford
A1 - Tine Grammens
A1 - Toon Braeye
KW - vaccinaties; kinderziektes
AB - Dit rapport geeft een overzicht van de belangrijkste epidemiologische trends in 2022 voor elf van de ziekten uit het basisvaccinatieschema: bof, difterie, invasieve Haemophilus influenzae type b, invasieve meningokokkeninfecties, invasieve pneumokokkeninfecties, kinkhoest, mazelen, polio, rotavirus, rubella en tetanus. Meer gedetailleerde resultaten per ziektekiem zijn beschikbaar op de website van Sciensano (via de pagina vaccineerbare ziektes of rechtstreeks per ziektekiem via de links in het rapport).
De epidemiologie van de infectieziekten waartegen de vaccins gericht zijn, is sterk veranderd sinds de introductie van de Belgische vaccinatieprogramma's, met een belangrijke daling van de incidentie. Sommige infecties zijn sporadisch geworden, zoals tetanus, of werden in België geëlimineerd, zoals congenitale rubella en polio. Vaccinatie en surveillance blijven echter noodzakelijk vanwege het risico op invoer en vanwege de ernst van deze ziekten.
PB - Sciensano
CY - Brussels
ER -
TY - RPRT
T1 - Epidemiologische surveillance van difterie : Toxigene corynebacteriën - Overzicht 2012-2022 en gedetailleerde resultaten 2019-2022
Y1 - 2023
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Helena Martini
A1 - Denis Piérard
AB - - Dankzij de hoge vaccinatiegraad in alle regio's van het land is en blijft difterie een zeldzame ziekte in België. In 2022 deed zich echter een epidemie van toxigene C. diphtheriae infecties voor onder asielzoekers, waarbij 25 gevallen werden vastgesteld. Deze epidemie trof vooral jonge mannen uit Afghanistan.
- Tussen 2019 en 2021 werden 13 gevallen geregistreerd (1 met C. diphtheriae en 12 met C. ulcerans). In 2022 werden, afgezien van de epidemie onder asielzoekers, 6 andere gevallen gediagnosticeerd (1 C. diphtheriae en 5 C. ulcerans).
- De meeste gevallen van C. ulcerans waren autochtoon, met een klinisch beeld van cutane difterie. De meeste gevallen waren ouder dan 50 (mediane leeftijd 69) en vaker vrouwelijk.
- Difterie-antitoxine moest tussen 2019 en 2022 3 keer worden toegediend.
- Difterie is een noodsituatie op medisch en volksgezondheidsgebied. Elk verdacht geval moet daarom zo spoedig mogelijk aan de regionale gezondheidsautoriteiten worden gemeld, zodat de nodige maatregelen kunnen worden getroffen.
ER -
TY - RPRT
T1 - Epidemiologische surveillance van invasieve infecties met Haemophilus influenzae – 2022
Y1 - 2023
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Delphine Martiny
A1 - Benoit Prevost
A1 - Tine Grammens
KW - epidemiology
KW - Haemophilus influenzae
AB - Kernboodschappen
- Sinds de invoering van de veralgemeende vaccinatie tegen Haemophilus influenzae type b (Hib) in 1993 daalt het aantal invasieve infecties met Hib drastisch. In 2022 zijn er 14 invasieve infecties met Hib vastgesteld en dus een beetje meer dan de voorgaande tien jaar (2 tot 10 gevallen per jaar).
- In 2022 stelde het Nationaal referentiecentrum (NRC) 146 gevallen van invasieve infecties met H. influenzae vast, wat overeenstemt met 1,3 gevallen/100 000 inwoners. Deze cijfers wijzen op een terugkeer naar de trends waargenomen vóór de COVID-19-pandemie.
- H. influenzae treft hoofdzakelijk personen jonger dan vijf jaar, in het bijzonder personen jonger dan één jaar, evenals 65-plussers. In 2022 zijn er 20,3 gevallen/100 000 inwoners vastgesteld binnen de leeftijdsgroep jonger dan één jaar; 3,5 gevallen/100 000 inwoners binnen de leeftijdsgroep van 1-4 jaar en 3,0 gevallen/100 000 inwoners binnen de leeftijdsgroep van 65 jaar en ouder.
- De meeste invasieve stammen van H. influenzae verzameld door het NRC waren niet typeerbaar. In 2022 vertegenwoordigden zij 74,0% van de stammen. Sinds 2018 wordt een toename van het aantal gevallen geassocieerd met serotype a vastgesteld.
- Er zijn 4 sterfgevallen aan het NRC gemeld (1 geassocieerd met serotype f en 3 geassocieerd met een niet-typeerbare stam).
PB - Sciensano
CY - Brussels, Belgium
ER -
TY - RPRT
T1 - Epidemiologische surveillance van invasieve meningokokkeninfecties, Neisseria Meningitidis - 2022
Y1 - 2023
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Wesley Mattheus
AB - - Sinds 2008 schommelt het aantal gevallen bevestigd door het NRC rond de honderd per jaar tot 2019 (vóór COVID-19). In vergelijking met de jaren vóór COVID-19 bleef het aantal gevallen in 2022 laag met 43 gevallen of 0,37 bevestigde gevallen/100.000 inwoners. De diensten verantwoordelijk voor de meldingsplicht registreerden 59 gevallen van invasieve meningokokkeninfecties in België.
- Net zoals voorgaande jaren werden kinderen jonger dan 5 jaar meer getroffen door de ziekte, in het bijzonder kinderen jonger dan 1 jaar.
- In 2022 bleef serogroep B domineren, goed voor 65,1% van de gevallen (28/43 gevallen). Het aandeel gevallen gekoppeld aan serogroep W lag aanzienlijk lager in 2022 met 7,0% van de gevallen (3/43) in vergelijking met voorgaande jaren (29% in 2020 en 2021). Het aandeel gevallen gekoppeld aan serogroep Y lag daarentegen hoger in 2022 met 25,6% van de gevallen (11/43). Er is slechts één geval gekoppeld aan serogroep C gediagnosticeerd.
- De verdeling van de serogroepen in Vlaanderen en Wallonië was zeer vergelijkbaar met die op nationaal niveau. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest werden 2 gevallen gekoppeld aan serogroep B en 1 geval gekoppeld aan serogroep Y vastgesteld.
- In 2022 werden 4 sterfgevallen gemeld (2 in Wallonië en 2 in Vlaanderen). Drie sterfgevallen hadden betrekking op serogroep B en één op serogroep Y.
PB - Sciensano
CY - Brussels, Belgium
ER -
TY - RPRT
T1 - Epidemiologische surveillance van poliomyelitis. Poliovirus & niet-polio enterovirussen 2019-2021
Y1 - 2023
A1 - Kimberley Hansford
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Laura Cornelissen
A1 - Lize Cuypers
A1 - Elke Wollants
A1 - Paloma Carrillo
A1 - Naïma Hammami
A1 - Geert Top
A1 - Maite Delpire
AB - - In België zijn er sinds 1999 geen poliogevallen meer gemeld.
- Er werden 3 gevallen van acute slappe verlamming gemeld in 2019, 0 in 2020 en 2 in 2021.
- België maakt volgens de WGO deel uit van de landen met een intermediair overdrachtsrisico van polio.
- De vaccinatiegraad blijft hoog (97,6%, 3 doses) maar er bestaan nog kwetsbare bevolkingsgroepen die een risico lopen.
- De huidige surveillancesystemen vereisen meer participatie van gezondheidswerkers om de dekking van de surveillancesystemen te verbeteren.
- De surveillance van afvalwater kan de bestaande surveillancesystemen aanvullen.
ER -
TY - RPRT
T1 - Epidemiologische surveillance van varicella en zoster - varicella-zostervirus (VZV) - overzicht 2010-2022 en gedetailleerde resultaten 2019 - 2022
Y1 - 2023
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Sherihane Bensemmane
A1 - Pierre Smeesters
A1 - Laura Cornelissen
AB - Hoofdpunten
- Waterpokken (2019-2022)
- De incidentie van waterpokken voor België was het hoogst in 2019 met 200 gevallen per 100.000 mensen. De incidentie was lager in 2020 en 2021, waarschijnlijk als gevolg van de covid-19-pandemie. In 2020 was de incidentie 160 per 100.000 mensen. Er was een vrij grote toename van de incidentie in juni 2022.
- Kinderen van 1 tot 4 jaar, gevolgd door kinderen jonger dan 1 jaar, werden het meest getroffen, zowel wat betreft algemene medische consulten als ziekenhuisopnames.
- Tussen 2010 en 2019 werden gemiddeld 767 ziekenhuisopnames per jaar geregistreerd (alleen primaire diagnoses) (jaarlijks gemiddelde van 7 ziekenhuisopnames per 100.000 inwoners). Voor 2020 zijn 260 ziekenhuisopnames geteld (2,3 ziekenhuisopnames per 100.000 inwoners) en in 2021 364 ziekenhuisopnames (3,6 ziekenhuisopnames per 100.000 inwoners).
- Tussen 2010 en 2019 werden jaarlijks tussen één en vier sterfgevallen geregistreerd.
- Zona (2021-2022)
- De incidentie van gordelroos voor België bedroeg 194 gevallen per 100.000 inwoners in 2021 en 143 per 100.000 inwoners in 2022.
- Mensen van 50 jaar vertegenwoordigden 72% van de gevallen van gordelroos.
- Oftalmische herpes zoster werd gemeld bij 22 patiënten
- De meeste gevallen van postherpetische neuralgie werden waargenomen bij patiënten ouder dan 75 jaar (59% van de gevallen), met een incidentie van 61/100.000 persoonsjaren.
PB - Sciensano
CY - Brussels, Belgium
ER -
TY - JOUR
T1 - Outbreak of Corynebacterium diphtheriae among asylum seekers in Belgium in 2022: operational challenges and lessons learnt.
JF - Euro Surveill
Y1 - 2023
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Helena Martini
A1 - Jean-Paul Mangion
A1 - Sarah Neusy
A1 - Aurélie Detollenaere
A1 - Hammami, Naïma
A1 - Lien Bruggeman
A1 - Bart Hoorelbeke
A1 - Piérard, Denis
A1 - Laura Cornelissen
KW - Belgium
KW - Corynebacterium diphtheriae
KW - Diphtheria
KW - Disease Outbreaks
KW - Humans
KW - Male
KW - Multilocus Sequence Typing
KW - Refugees
AB - Since 2022, European countries have been facing an outbreak of mainly cutaneous diphtheria caused by toxigenic among asylum seekers. In Belgium, between 1 March and 31 December 2022, 25 cases of toxigenic infection were confirmed among asylum seekers, mostly among young males from Afghanistan. Multi-locus sequence typing showed that most isolates belonged to sequence types 574 or 377, similar to the majority of cases in other European countries. The investigation and management of the outbreak, with many asylum seekers without shelter, required adjustments to case finding, contact tracing and treatment procedures. A test-and-treat centre was organised by non-governmental organisations, the duration of the antimicrobial treatment was shortened to increase compliance, and isolation and contact tracing of cases was not possible. A vaccination centre was opened, and mobile vaccination campaigns were organised to vaccinate a maximum of asylum seekers. No more cases were detected between end December 2022 and May 2023. Unfortunately, though, three cases of respiratory diphtheria, including one death, were reported at the end of June 2023. To prevent future outbreaks, specific attention and sufficient resources should be allocated to this vulnerable population, in Belgium and at international level.
VL - 28
CP - 44
M3 - 10.2807/1560-7917.ES.2023.28.44.2300130
ER -
TY - RPRT
T1 - Surveillance épidémiologique de la diphtérie : Corynebactéries toxinogènes Aperçu 2012-2022 et résultats détaillés 2019-2022
Y1 - 2023
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Helena Martini
A1 - Denis Piérard
AB - - Grâce à une couverture vaccinale élevée dans toutes les régions du pays, la diphtérie est devenue et reste une maladie rare en Belgique. Cependant, en 2022, une épidémie d’infections à C. diphtheriae toxinogènes est survenue chez les demandeurs d’asile avec 25 cas diagnostiqués et a touché aussi d’autres pays européens. Cette épidémie a principalement touché de jeunes hommes provenant d’Afghanistan.
- Entre 2019 et 2021, 13 cas ont été enregistrés (1 à C. diphtheriae et 12 à C. ulcerans). En 2022, en dehors de l’épidémie chez les demandeurs d’asile, 6 autres cas ont été diagnostiqués (1 C. diphtheriae et 5 C. ulcerans).
- La plupart des cas de C. ulcerans étaient autochtones, avec une clinique de diphtérie cutanée. La plupart des cas avaient plus de 50 ans (âge médian 69 ans) et étaient plus souvent des femmes.
- De l’antitoxine diphtérique a dû être administrée à 3 reprises entre 2019 et 2022.
- La diphtérie est une urgence médicale et de santé publique. Dès lors, tout cas suspect doit être déclaré le plus rapidement possible aux autorités sanitaires régionales, afin de mettre en place les mesures nécessaires.
ER -
TY - RPRT
T1 - Surveillance épidémiologique de la Varicelle et du Zona - varicella-zoster virus (VZV) - aperçu 2010-2022 et résultats détaillés 2019-2022
Y1 - 2023
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Sherihane Bensemmane
A1 - Pierre Smeesters
A1 - Laura Cornelissen
AB - Messages clefs
- Varicelle (2019-2022)
- L’incidence de la varicelle pour la Belgique fut la plus élevée en 2019 avec 200 cas par 100 000 personnes. L’incidence fut plus faible en 2020 et 2021 suite probablement à la pandémie de covid-19. En 2020, l’incidence fut de 160 par 100 000 personnes. Notons une augmentation de l’incidence assez importante en juin 2022.
- Les enfants de 1 à 4 ans, suivis des moins d’1 an, furent les plus touchés que ce soit pour les consultations en médecine générale ou pour les hospitalisations.
- En moyenne 767 hospitalisations par an (diagnostics primaires uniquement) ont été comptabilisées entre 2010 et 2019 (moyenne annuelle de 7 hospitalisations par 100 000 habitants). Pour 2020, 260 hospitalisations ont été dénombrées (2,3 hospitalisations par 100 000 habitants) et en 2021, 364 hospitalisations (3,6 hospitalisations par 100 000 habitants).
- Entre 2010 et 2019, entre un et quatre décès annuels ont été enregistrés.
- Zona (2021-2022)
- L’incidence du zona pour la Belgique fut de 194 cas par 100 000 habitants en 2021 et de 143 par 100 000 habitants en 2022.
- Les personnes de 50 ans représentaient 72 % des cas de zona.
- Un zona ophtalmique a été signalé chez 22 patients
- La majorité des névralgies post-herpétiques ont été observées chez les patients de plus de 75 ans (59 % des cas), avec une incidence de 61 /100 000 personnes-années.
PB - Sciensano
CY - Brussels, Belgium
ER -
TY - RPRT
T1 - Surveillance épidémiologique des infections invasives à Haemophilus influenzae – 2022
Y1 - 2023
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Delphine Martiny
A1 - Benoit Prevost
A1 - Tine Grammens
AB - Messages-clés
- Les infections invasives à Haemophilus influenzae de type b (Hib) sont en nette régression depuis l’introduction de la vaccination anti-Hib généralisée en 1993. En 2022, 14 infections à Hib ont été détectées, ce qui est légèrement plus que ces dix dernières années (2-10 cas/an).
- En 2022, Le Centre National de Référence (CNR) a observé 146 cas d’infection invasive à H. influenzae ce qui correspond à 1,3 cas/100 000 habitants. Ces chiffres montrent un retour aux tendances qui étaient observées avant la pandémie de covid-19.
- H. influenzae touche principalement les personnes de moins de cinq ans et plus particulièrement les moins d’un an ainsi que les 65 ans et plus. Ainsi en 2022, pour les moins d’un an, 20,3 cas/100 000 habitants ont été observés, 3,5 cas/100 000 habitants pour les 1-4 ans et 3,0 cas/100 000 pour les 65 ans et plus.
- La plupart des souches invasives d’H. influenzae recueillies par le CNR étaient non-typables. Celles-ci représentaient 74,0 % des souches en 2022. Notons une augmentation de cas liés au sérotype a depuis 2018.
- Quatre décès ont été signalés au CNR (un lié au sérotype F, trois liés à une souche non-typable).
PB - Sciensano
CY - Brussels, Belgium
ER -
TY - RPRT
T1 - Surveillance épidémiologique des infections invasives à méningocoques, Neisseria Meningitidis - 2022
Y1 - 2023
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Wesley Mattheus
AB - - Depuis 2008, le nombre de cas confirmés par le CNR a fluctué autour d’une centaine de cas par an jusqu’en 2019 (pré-covid-19). En 2022, le nombre de cas est resté faible en comparaison aux année pré-covid-19, avec 43 cas, soit 0,37 cas confirmés/100 000 habitants. De leur côté, les services en charge de la déclaration obligatoire ont enregistré 59 cas d’infections invasives à méningocoques, en Belgique, en 2022.
- Les enfants de moins de 5 ans ont été plus touchés par cette maladie et plus particulièrement les enfants de moins d’1 an, conformément aux années précédentes.
- En 2022, le sérogroupe B a continué d’être dominant et représentait 65,1 % des cas (28/43 cas). La proportion de cas liés au sérogroupe W a été nettement moins importante en 2022 avec 7,0 % des cas (3/43) en comparaison avec les années précédentes (29 % en 2020 et 2021). Par contre, la proportion de cas liés au sérogroupe Y était plus importante en 2022 avec 25,6 % des cas (11/43). Un seul cas lié au sérogroupe C a été diagnostiqué.
- La Flandre et la Wallonie ont connu une répartition des sérogroupes très similaire à celle du niveau national. En Région de Bruxelles-Capitale, 2 cas liés au sérogroupe B et 1 cas lié au sérogroupe Y ont été détectés.
- En 2022, 4 décès ont été signalés (2 en Wallonie et 2 en Flandre). Trois décès concernaient le sérogroupe B et un le sérogroupe Y.
PB - Sciensano
CY - Ixelles, Belgium
ER -
TY - RPRT
T1 - Epidemiologische surveillance van het rotavirus Seizoenen 2019-2020 en 2020-2021
Y1 - 2022
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Adrien Lajot
A1 - Jelle Matthijnssens
A1 - Marc Van Ranst
AB - Sinds de aanbeveling van de Hoge Gezondheidsraad met betrekking tot de vaccinatie van zuigelingen tegen gastro-enteritis door het rotavirus en de invoering van de gedeeltelijke terugbetaling ervan in 2006, is een significante daling van het aantal bevestigde gevallen van rotavirusinfecties vastgesteld. Sinds 2012 lijkt de epidemiologie van het rotavirus te evolueren in tweejaarlijkse cycli waarin epidemiologische seizoenen met hoge en lage activiteit elkaar afwisselen.
In de seizoenen 2019-2020 en 2020-2021 is een heel andere trend waargenomen met een drastische daling van het aantal gevallen, meer bepaald 593 gevallen voor het seizoen 2019-2020 en 414 gevallen voor 2020-2021. Vóór 2020 telde een seizoen met lage intensiteit ongeveer 1500 gevallen en een seizoen met hoge intensiteit zo’n 2500 gevallen. De drastische daling is ongetwijfeld een rechtstreeks gevolg van de COVID-19-epidemie (het rotavirus circuleerde minder door de hygiënische maatregelen, lockdowns enz.).
De frequentste stammen in het seizoen 2019–2020 (genotypering uitgevoerd door het NRC) waren G2P[4] (27,6%, 26 gevallen), G9P[4] (27,6%, 26 gevallen), G9P[8] (12,7%, 12 gevallen), G3P[8] (11,7%, 11 gevallen) en G1P[8] (11,7%, 11 gevallen). Het aandeel van de gevallen in verband gebracht met G9P[4] was opvallend groot tijdens dit seizoen terwijl het vóór 2018 en na 2020 zelden werd vastgesteld. In het seizoen 2020-2021 hield een meerderheid van de gevallen verband met genotype G2P[4] (62,3% van de gevallen, 33 gevallen), gevolgd door G1P[8] (20,7%, 11 gevallen).
ER -
TY - RPRT
T1 - Epidemiologische surveillance van invasieve infecties met Haemophilus influenzae – 2019 tot 2021
Y1 - 2022
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Delphine Martiny
A1 - Benoit Prevost
A1 - Tine Grammens
AB - · Invasieve infecties met Haemophilus influenzae type b (Hib) kennen een drastische daling sinds de invoering van de veralgemeende vaccinatie tegen Hib in 1993. Er zijn 10 invasieve infecties met Hib vastgesteld in 2019, 8 in 2020 en 3 in 2021.
· Het Nationaal referentiecentrum (NRC) stelde 162 gevallen van invasieve infecties met H. influenzae vast in 2019, 84 in 2020 en 88 in 2021. Het lagere aantal gevallen in 2020 en 2021 is hoogstwaarschijnlijk het gevolg van de COVID-19-epidemie en de maatregelen die zijn genomen om de verspreiding van het virus tegen te gaan.
· H. influenzae treft hoofdzakelijk 65-plussers en personen jonger dan 1 jaar. Onder de 65-plussers zijn er 32,0 gevallen/100.000 inwoners vastgesteld in 2019; 10,5 gevallen/100.000 inwoners in 2020 en 10,2 gevallen/100.000 inwoners in 2021. Onder de personen jonger dan 1 jaar zijn er in 2019, 2020 en 2021 respectievelijk 19,1 gevallen/100.000 inwoners; 11,1 gevallen/100.000 inwoners en 6,1 gevallen/100.000 inwoners waargenomen.
· De meerderheid van de invasieve stammen van H. influenzae verzameld door het NRC was niet typeerbaar. Zij vertegenwoordigden 79,0% van de stammen in 2019; 73,8% van de stammen in 2020 en 78,0% van de stammen in 2021.
· Er zijn 10 sterfgevallen gemeld aan het NRC in 2019 (1 gelinkt aan serotype F, 9 aan een niet-typeerbare stam), 4 in 2020 (4 niet-typeerbare stammen) en 4 in 2021 (1 gelinkt aan serotype F, 3 gelinkt aan een niet-typeerbare stam).
ER -
TY - RPRT
T1 - Epidemiologische surveillance van invasieve meningokokkeninfecties - 2021
Y1 - 2022
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Wesley Mattheus
AB - - Het aantal gevallen bevestigd door het NRC blijft sinds 2008 stabiel en schommelt rond een honderdtal gevallen per jaar. In 2021 zijn er 24 gevallen geteld, wat overeenstemt met 0,21 bevestigde gevallen per 100.000 inwoners, en dus veel minder dan de voorgaande jaren. Deze daling is ongetwijfeld het gevolg van de COVID-19-pandemie en de maatregelen die werden genomen om de verspreiding van het virus tegen te gaan. Door de diensten belast met de verplichte melding werden in 2021 32 gevallen geregistreerd van invasieve meningokokkeninfecties in België.
- Vooral kinderen jonger dan 5 jaar zijn door de ziekte getroffen en in het bijzonder kinderen jonger dan 1 jaar.
- Ook in 2021 kwam serogroep B het frequentst voor (15/24 gevallen, hetzij 62,5% van de gevallen). Serogroep W stijgt sinds 2018 en vertegenwoordigde 29,2% van de gevallen (7/24 gevallen). Serogroep Y daalt sinds 2018 en vertegenwoordigde 4,1% van de gevallen (1/24 gevallen).
- Er zijn regionale verschillen met betrekking tot de serogroepen in omloop: in Vlaanderen circuleerde alleen serogroep B in 2021 (9 gevallen) terwijl in Wallonië serogroep W overheerste (5/11 gevallen), gevolgd door B (4/11 gevallen). In Brussel circuleerden serogroep B en W evenveel (2 gevallen van elk). In 2021 werd slechts één geval van serogroep C bevestigd (in Wallonië), tegenover 6 gevallen in 2020.
- In 2021 zijn er 3 sterfgevallen gemeld door de diensten belast met de meldingsplicht en uitsluitend in Wallonië. Dit aantal ligt minder hoog dan in 2020 (4 sterfgevallen) en vooral 2019 (14 sterfgevallen).
ER -
TY - JOUR
T1 - Outbreak of invasive meningococcal disease caused by a meningococcus serogroup B in a nursery school, Wallonia, Belgium, 2018
JF - Eurosurveillance
Y1 - 2022
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Wesley Mattheus
A1 - Sophie Quoilin
A1 - Chloé Wyndham-Thomas
A1 - Charlotte Martin
A1 - Dimitri Van der Linden
A1 - André Mulder
A1 - Julie Frère
A1 - Schirvel, Carole
VL - 27
CP - 9
M3 - 10.2807/1560-7917.ES.2022.27.9.2100224
ER -
TY - RPRT
T1 - Surveillance épidémiologique des infections invasives à Haemophilus influenzae – 2019 à 2021
Y1 - 2022
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Delphine Martiny
A1 - Benoit Prevost
A1 - Tine Grammens
AB - · Les infections invasives à Haemophilus influenzae de type b (Hib) sont en nette régression depuis l’introduction de la vaccination anti-Hib généralisée en 1993. En 2019, 10 infections invasives à Hib ont été détectées, 8 en 2020 et 3 en 2021.
· En 2019, Le Centre national de référence (CNR) a observé 162 cas d’infection invasive à H. influenzae, 84 en 2020 et 88 en 2021. Le nombre de cas moins important en 2020 et 2021 est très probablement lié à l’épidémie de covid-19 et aux mesures prises pour diminuer la propagation de ce virus.
· H. influenzae touche principalement les personnes de plus de 65 ans ainsi que les moins d’un an. Ainsi pour les plus de 65 ans, en 2019, 32,0 cas/100.000 habitants ont été observés, 10,5 cas/100.000 habitants en 2020 et 10,2 cas/100.000 habitants en 2021. Pour les moins d’un an, 19,1 cas/100.000 habitants, 11,1 cas/100.000 habitants et 6,1 cas/100.000 habitants ont respectivement été observés en 2019, 2020 et 2021.
· La plupart des souches invasives d’H.influenzae recueillies par le CNR étaient non-typables. Celles-ci représentaient 79,0% des souches en 2019, 73,8 % en 2020 et 78,0% en 2021.
· Dix décès ont été signalés au CNR en 2019 (1 lié au sérotype F, 9 liés à une souche non-typable), 4 en 2020 (4 souches non-typables) et 4 en 2021 (1 lié au sérotype F, 3 liés à une souche non-typable).
ER -
TY - RPRT
T1 - Surveillance épidémiologique des infections invasives à méningocoques - 2021
Y1 - 2022
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Wesley Mattheus
AB - - Depuis 2008, le nombre de cas confirmés par le CNR s’est stabilisé autour d’une centaine de cas par an. En 2021, le nombre de cas était nettement plus faible que les années précédentes avec 24 cas, soit 0,21 cas confirmés/100 000 habitants. Cette diminution est certainement liée à la pandémie de covid-19 et les mesures prises pour limiter la propagation du virus. De leur côté, les services en charge de la déclaration obligatoire ont enregistré 32 cas d’infections invasives à méningocoques, en Belgique en 2021.Les enfants de moins de 5 ans ont été plus touchés par cette maladie et plus particulièrement les enfants de moins d’1 an.
- En 2021, le sérogroupe B est resté le plus fréquent (15/24 cas, soit 62,5% des cas). Le sérogroupe W, en augmentation depuis 2018, a représenté 29,2% des cas (7/24 cas). Le sérogroupe Y, en baisse depuis 2018, a représenté 4,1% des cas (1/24 cas).
- Il y a des différences régionales concernant la circulation des sérogroupes : en Flandre uniquement le sérogroupe B a circulé en 2021 (9 cas), en Wallonie, le sérogroupe W était prédominant (5/11 cas) suivi du B (4/11 cas) et à Bruxelles, le sérogroupe B et W ont circulé de manière égale (2 cas chacun). En 2021, un seul cas du sérogroupe C a été confirmé (en Wallonie), contre 6 cas en 2020.
- En 2021, 3 décès ont été signalés par les services en charge de la déclaration obligatoire, uniquement en Wallonie. Ce chiffre était moins élevé par rapport à 2020 (4 décès) et à 2019 (14 décès).
ER -
TY - RPRT
T1 - Surveillance épidémiologique du rotavirus saisons 2019-2020 et 2020-2021
Y1 - 2022
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Adrien Lajot
A1 - Jelle Matthijnssens
A1 - Marc Van Ranst
AB - Depuis la recommandation du Conseil supérieur de la santé concernant la vaccination du nourrisson contre les gastro-entérites à rotavirus et l’introduction de son remboursement partiel en 2006, une diminution significative du nombre de cas confirmés d’infection à rotavirus a été observée. Depuis 2012, l’épidémiologie du rotavirus semble évoluer en cycles bisannuels, avec une alternance entre saisons épidémiologiques d’activité intense et saisons d’activité faible.
Pour les saisons 2019-2020 et 2020-2021, une tendance toute autre a été observée avec une baisse drastique du nombre de cas, c’est-à-dire 593 cas pour la saison 2019-2020 et 414 cas pour 2020-2021. Avant 2020, le nombre de cas par saison d’intensité faible était plutôt d’environ 1500 cas et pour les saisons d’activité intense d’environ 2500 cas. La baisse drastique est sans doute une conséquence directe de l’épidémie de covid-19 (moindre circulation du rotavirus suite aux gestes barrières, confinements, etc.).
Pour la saison 2019-2020, les souches les plus fréquentes étaient le G2P[4] (27,6%, 26 cas), le G9P[4] (27,6%, 26 cas), le G9P[8] (12,7%, 12 cas), le G3P[8] (11,7%, 11 cas) et le G1P[8] (11,7%, 11 cas). La proportion de cas liés au G9P[4] était remarquablement élevée durant cette saison, alors qu’il était rarement observé avant 2018 et après 2020. Pour la saison 2020-2021, une majorité des cas étaient liés au génotype G2P[4] (62,3% des cas, 33 cas), suivi par le G1P[8] (20,7%, 11 cas).
ER -
TY - RPRT
T1 - Epidemiologische surveillance van invasieve meningokokkeninfecties - 2019
Y1 - 2021
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Wesley Mattheus
A1 - Adrien Lajot
A1 - Chloé Wyndham-Thomas
A1 - Amber Litzroth
AB - - Het aantal gevallen bevestigd door het NRC blijft sinds 2008 stabiel en schommelt rond een honderdtal gevallen per jaar. In 2019 zijn er 107 gevallen geteld, wat overeenstemt met 0,93 bevestigde gevallen per 100.000 inwoners.
- Vooral kinderen jonger dan 5 jaar zijn door de ziekte getroffen en in het bijzonder kinderen jonger dan 1 jaar.
- Sinds 2016 is er een toename vastgesteld van serogroep Y maar in 2019 circuleerde de serogroep minder. Serogroep Y vertegenwoordigde 15,9 % van de gevallen (17 gevallen) in 2019 tegenover 25,0 % van de gevallen (29 gevallen) in 2018. Serogroep W is in 2019 blijven stijgen en vertegenwoordigde 26,2 % van de gevallen (28 gevallen) tegenover 16,4 % in 2018 (19 gevallen).
- Ook in 2019 blijft serogroep B het frequentst (N=53 hetzij 49,5 % van de gevallen) en het aantal gevallen lag een beetje lager in vergelijking met de voorgaande jaren.
- In 2019 zijn er 14 sterfgevallen gemeld door de diensten belast met de meldingsplicht, de meeste bij volwassenen boven de 40 jaar Dit aantal lag hoger dan in 2018 (8 sterfgevallen) en 2017 (9 sterfgevallen). De sterfgevallen zijn vooral in Wallonië opgetreden (8 sterfgevallen).
ER -
TY - RPRT
T1 - Epidemiologische surveillance van shigatoxineproducerende Escherichia coli (STEC), 2019-2020
Y1 - 2021
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Florence Crombé
A1 - Denis Piérard
AB - - Sinds de oprichting van het NRC in 2011 is het jaarlijks aantal gevallen van STEC in België stabiel gebleven. Het schommelt rond de 0,9/100 000 inwoners. In geen enkel gewest is er een stabiele tendens vastgesteld. In 2019 en 2020 zijn er respectievelijk 130 en 84 gevallen gediagnosticeerd.
- In 2020 diagnosticeerde het NRC minder gevallen van STEC. Dit is waarschijnlijk toe te schrijven aan de COVID-19-epidemie, die een daling van het aantal verstuurde stammen naar de NRC tot gevolg had, met name tussen maart en juni 2020.
- De meest getroffen leeftijdsgroep in 2019 en 2020 was die van kinderen jonger dan 5 jaar.
- Het hemolytisch uremisch syndroom is een ernstige complicatie van STEC-infecties. Het NRC toonde 25 HUS-gevallen aan in 2019 en 20 in 2020.
ER -
TY - RPRT
T1 - Surveillance épidémiologique des infections invasives à méningocoques - 2020
Y1 - 2021
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Wesley Mattheus
A1 - Adrien Lajot
A1 - Chloé Wyndham-Thomas
A1 - Tine Grammens
AB - - Depuis 2008, le nombre de cas confirmés par le CNR s’est stabilisé autour d’une centaine de cas/an. En 2020, le nombre de cas est nettement plus faible que les années précédentes avec 55 cas, soit 0,48 cas confirmés/100 000 habitants. Cette diminution est certainement lié à la pandémie de covid-19 avec le confinement et la diminution des contacts étroits qu’elle a entrainés. Un total de 63 cas d’infections invasives à méningocoques a été déclaré, en Belgique, aux services en charge de la déclaration obligatoire.
- Les enfants de moins de 5 ans ont été fortement touchés par cette maladie et plus particulièrement les enfants de moins d’1 an.
- En 2020, le sérogroupe B est resté le plus fréquent (27/55 cas, soit 49,1% des cas). Le sérogroupe W a continué à augmenter en 2020 et a représenté 29,1% des cas (16/55 cas) contre 26,2% des cas (28/107cas) en 2019. Le sérogroupe C et Y ont représenté chacun 10,9% des cas (6/55 cas chacun).
- Il y a des différences régionales concernant la circulation des sérogroupes : En Flandre et à Bruxelles, c’est majoritairement le B qui a circulé en 2020 tandis qu’en Wallonie, une majorité de sérogroupe W a été observée.
- En 2020, 4 décès ont été signalés par les services en charge de la déclaration obligatoire. Ce chiffre était moins élevé qu’en 2019 (14 décès) et 2018 (8 décès).
ER -
TY - JOUR
T1 - The burden of legionnaires’ disease in Belgium, 2013 to 2017
JF - Archives of Public Health
Y1 - 2020
A1 - Christina Fastl
A1 - Brecht Devleesschauwer
A1 - Dieter Van Cauteren
A1 - Adrien Lajot
A1 - Mathias Leroy
A1 - Valeska Laisnez
A1 - Carole Schirvel
A1 - Romain Mahieu
A1 - Denis Piérard
A1 - Charlotte Michel
A1 - Stéphanie Jacquinet
KW - burden of disease
KW - Disability-Adjusted Life Years
KW - Legionella
KW - Legionnaires' Disease
AB - Background
Legionnaires’ disease (LD) is a severe bacterial infection causing pneumonia. Surveillance commonly underestimates the true incidence as not all cases are laboratory confirmed and reported to public health authorities. The aim of this study was to present indicators for the impact of LD in Belgium between 2013 and 2017 and to estimate its true burden in the Belgian population in 2017, the most recent year for which the necessary data were available.
Methods
Belgian hospital discharge data, data from three infectious disease surveillance systems (mandatory notification, sentinel laboratories and the national reference center), information on reimbursed diagnostic tests from the Belgian National Institute for Health and Disability Insurance and mortality data from the Belgian statistical office were used. To arrive at an estimate of the total number of symptomatic cases in Belgium, we defined a surveillance pyramid and estimated a multiplication factor to account for LD cases not captured by surveillance. The multiplication factor was then applied to the pooled number of LD cases reported by the three surveillance systems. This estimate was the basis for our hazard- and incidence-based Disability-Adjusted Life Years (DALYs) calculation. To account for uncertainty in the estimations of the DALYs and the true incidence, we used Monte Carlo simulations with 10,000 iterations.
Results
We found an average of 184 LD cases reported by Belgian hospitals annually (2013–2017), the majority of which were male (72%). The surveillance databases reported 215 LD cases per year on average, 11% of which were fatal within 90 days after diagnosis. The estimation of the true incidence in the community yielded 2674 (95% Uncertainty Interval [UI]: 2425–2965) cases in 2017. LD caused 3.05 DALYs per case (95%UI: 1.67–4.65) and 8147 (95%UI: 4453–12,426) total DALYs in Belgium in 2017, which corresponds to 71.96 (95%UI: 39.33–109.75) DALYs per 100,000 persons.
Conclusions
This analysis revealed a considerable burden of LD in Belgium that is vastly underestimated by surveillance data. Comparison with other European DALY estimates underlines the impact of the used data sources and methodological approaches on burden estimates, illustrating that national burden of disease studies remain essential.
VL - 78
CP - 1
M3 - 10.1186/s13690-020-00470-7
ER -
TY - JOUR
T1 - The burden of legionnaires' disease in Belgium, 2013 to 2017.
JF - Arch Public Health
Y1 - 2020
A1 - Christina Fastl
A1 - Brecht Devleesschauwer
A1 - Dieter Van Cauteren
A1 - Adrien Lajot
A1 - Mathias Leroy
A1 - Valeska Laisnez
A1 - Schirvel, Carole
A1 - Romain Mahieu
A1 - Piérard, D
A1 - Charlotte Michel
A1 - Stéphanie Jacquinet
AB - Background: Legionnaires' disease (LD) is a severe bacterial infection causing pneumonia. Surveillance commonly underestimates the true incidence as not all cases are laboratory confirmed and reported to public health authorities. The aim of this study was to present indicators for the impact of LD in Belgium between 2013 and 2017 and to estimate its true burden in the Belgian population in 2017, the most recent year for which the necessary data were available.
Methods: Belgian hospital discharge data, data from three infectious disease surveillance systems (mandatory notification, sentinel laboratories and the national reference center), information on reimbursed diagnostic tests from the Belgian National Institute for Health and Disability Insurance and mortality data from the Belgian statistical office were used. To arrive at an estimate of the total number of symptomatic cases in Belgium, we defined a surveillance pyramid and estimated a multiplication factor to account for LD cases not captured by surveillance. The multiplication factor was then applied to the pooled number of LD cases reported by the three surveillance systems. This estimate was the basis for our hazard- and incidence-based Disability-Adjusted Life Years (DALYs) calculation. To account for uncertainty in the estimations of the DALYs and the true incidence, we used Monte Carlo simulations with 10,000 iterations.
Results: We found an average of 184 LD cases reported by Belgian hospitals annually (2013-2017), the majority of which were male (72%). The surveillance databases reported 215 LD cases per year on average, 11% of which were fatal within 90 days after diagnosis. The estimation of the true incidence in the community yielded 2674 (95% Uncertainty Interval [UI]: 2425-2965) cases in 2017. LD caused 3.05 DALYs per case (95%UI: 1.67-4.65) and 8147 (95%UI: 4453-12,426) total DALYs in Belgium in 2017, which corresponds to 71.96 (95%UI: 39.33-109.75) DALYs per 100,000 persons.
Conclusions: This analysis revealed a considerable burden of LD in Belgium that is vastly underestimated by surveillance data. Comparison with other European DALY estimates underlines the impact of the used data sources and methodological approaches on burden estimates, illustrating that national burden of disease studies remain essential.
VL - 78
M3 - 10.1186/s13690-020-00470-7
ER -
TY - RPRT
T1 - Epidemiologische surveillance van invasieve meningokokkeninfecties - data 2019
Y1 - 2020
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Wesley Mattheus
A1 - Adrien Lajot
A1 - Chloé Wyndham-Thomas
A1 - Amber Litzroth
AB - - Het aantal gevallen bevestigd door het NRC blijft sinds 2008 stabiel en schommelt rond een honderdtal gevallen per jaar. In 2019 zijn er 107 gevallen geteld, wat overeenstemt met 0,93 bevestigde gevallen per 100.000 inwoners.
- Vooral kinderen jonger dan 5 jaar zijn door de ziekte getroffen en in het bijzonder kinderen jonger dan 1 jaar.
- Sinds 2016 is er een toename vastgesteld van serogroep Y maar in 2019 circuleerde de serogroep minder. Serogroep Y vertegenwoordigde 15,9 % van de gevallen (17 gevallen) in 2019 tegenover 25,0 % van de gevallen (29 gevallen) in 2018. Serogroep W is in 2019 blijven stijgen en vertegenwoordigde 26,2 % van de gevallen (28 gevallen) tegenover 16,4 % in 2018 (19 gevallen).
- Ook in 2019 blijft serogroep B het frequentst (N=53 hetzij 49,5 % van de gevallen) en het aantal gevallen lag een beetje lager in vergelijking met de voorgaande jaren.
- In 2019 zijn er 14 sterfgevallen gemeld door de diensten belast met de meldingsplicht, de meeste bij volwassenen boven de 40 jaar Dit aantal lag hoger dan in 2018 (8 sterfgevallen) en 2017 (9 sterfgevallen). De sterfgevallen zijn vooral in Wallonië opgetreden (8 sterfgevallen).
ER -
TY - RPRT
T1 - infections liées aux aliments et à l'eau, synthèse épidémiologique, data 2017-2018
Y1 - 2020
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Dieter Van Cauteren
A1 - Sofieke Klamer
A1 - Javiera Rebolledo
ER -
TY - RPRT
T1 - Surveillance épidémiologique des infections invasives à méningocoques - données 2019
Y1 - 2020
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Wesley Mattheus
A1 - Adrien Lajot
A1 - Chloé Wyndham-Thomas
A1 - Amber Litzroth
AB - - Depuis 2008, le nombre de cas confirmés par le CNR s’est stabilisé autour d’une centaine de cas/an, soit 107 cas en 2019 ce qui correspond à 0,93 cas confirmés/100 000 habitants.
- Les enfants de moins de 5 ans ont été fortement touchés par cette maladie et plus particulièrement les enfants de moins d’1 an.
- Une augmentation du sérogroupe Y était observée depuis 2016 mais ce sérogroupe a moins circulé en 2019 et a représenté 15,9% des cas (17 cas) en 2019 contre 25,0% des cas (29 cas) en 2018. Le sérogroupe W a continué à augmenter en 2019 et a représenté 26,2% des cas (28 cas) contre 16,4% en 2018 (19 cas).
- En 2019, le sérogroupe B est resté le plus fréquent (N=53, soit 49,5% des cas) et le nombre de cas était légèrement plus faible par rapport aux années précédentes.
- En 2019, 14 décès ont été signalés par les services en charge de la déclaration obligatoire, la plupart chez des adultes de plus de 40 ans. Ce chiffre était plus élevé qu’en 2018 (8 décès) et 2017 (9 décès). Ces décès sont surtout survenus en Wallonie (8 décès).
ER -
TY - RPRT
T1 - Voedsel-en watergerelateerde infectieziekten, epidemiologische verslag, data 2017-2018
Y1 - 2020
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Dieter Van Cauteren
A1 - Sofieke Klamer
A1 - Javiera Rebolledo
ER -
TY - RPRT
T1 - Epidémiologie des maladies infectieuses à prévention vaccinale. Synthèse annuelle 2018
Y1 - 2019
A1 - Chloé Wyndham-Thomas
A1 - Toon Braeye
A1 - Laura Cornelissen
A1 - Tine Grammens
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Sofieke Klamer
A1 - Adrien Lajot
A1 - Marie Lesenfants
A1 - Amber Litzroth
KW - rapport annuel
PB - Sciensano
CY - Brussels
ER -
TY - RPRT
T1 - Epidemiologie van infectieziekten die voorkomen kunnen worden door vaccinatie. Samenvattend jaarverslag 2018
Y1 - 2019
A1 - Chloé Wyndham-Thomas
A1 - Toon Braeye
A1 - Laura Cornelissen
A1 - Tine Grammens
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Sofieke Klamer
A1 - Adrien Lajot
A1 - Marie Lesenfants
A1 - Amber Litzroth
PB - Sciensano
CY - Brussels
ER -
TY - RPRT
T1 - Epidemiologische surveillance van invasieve meningokokkeninfecties - 2018
Y1 - 2019
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Wesley Mattheus
A1 - Adrien Lajot
A1 - Chloé Wyndham-Thomas
PB - Sciensano
CY - Brussels
ER -
TY - RPRT
T1 - Epidemiologische surveillance van shigatoxineproducerende Escherichia coli (STEC), 2017-2018
Y1 - 2019
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Florence Crombé
A1 - Piérard, Denis
PB - Sciensano
CY - Brussels, Belgium
ER -
TY - RPRT
T1 - Epidemiologische surveillance van VTEC infecties, data 2017-2018
Y1 - 2019
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Florence Crombé
A1 - Denis Piérard
AB - - Sinds de oprichting van het NRC in 2011 is het jaarlijks aantal gevallen van STEC in België stabiel gebleven. Het schommelt rond de 0,9/100 000 inwoners. In geen enkel gewest is er een stabiele tendens merkbaar.
- De meest getroffen leeftijdsgroepen zijn die jonger dan 10 jaar, in het bijzonder die jonger dan 5 jaar, en 80-plussers.
- Het hemolytisch uremisch syndroom is een ernstige complicatie van STEC-infecties. Het NRC bevestigde 19 gevallen in 2018 tegenover 24 gevallen in 2017.
ER -
TY - JOUR
T1 - The health and economic impact of acute gastroenteritis in Belgium, 2010-2014
JF - Epidemiol Infect
Y1 - 2019
A1 - Theofilos Papadopoulos
A1 - Sofieke Klamer
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Boudewijn Catry
A1 - Amber Litzroth
A1 - Laure Mortgat
A1 - Pavlos Mamouris
A1 - Javiera Rebolledo
A1 - Bert Vaes
A1 - Dieter Van Cauteren
A1 - Johan Van der Heyden
A1 - Philippe Beutels
A1 - Brecht Devleesschauwer
KW - burden of disease
KW - cost-of-illness
KW - Disability-Adjusted Life Years
KW - Gastroenteritis
AB - Acute gastroenteritis (AGE) remains a common condition in both low- and high-income countries. In Belgium, however, there is currently a lack of information on the societal health and economic impact of AGE. We conducted a retrospective study using mortality and cause-of-death data, hospital data, primary care data, health interview survey data and other published data. We estimated the burden of illness during a 5-year period (2010-2014) in Belgium in terms of deaths, patients admitted to hospitals, patients consulting their general practitioner (GP) and cases occurring in the community. We further quantified the health impact in terms of disability-adjusted life years (DALYs) and the economic impact in terms of cost-of-illness estimates. We estimated 343 deaths, 27 707 hospitalised patients, 464 222 GP consultations and 10 058 741 episodes occurring in the community (0.91 cases/person) on average per year. AGE was associated with 11 855 DALYs per year (107 DALY per 100 000 persons). The economic burden was estimated to represent direct costs of €112 million, indirect costs of €927 million (90% of the total costs) and an average total cost of €103 per case and €94 per person. AGE results in a substantial health and economic impact in Belgium, justifying continued mitigation efforts.
VL - 147
M3 - 10.1017/S095026881900044X
ER -
TY - RPRT
T1 - Surveillance épidémiologique de l’Escherichia coli producteur de Shiga-Toxine (STEC), 2017- 2018
Y1 - 2019
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Florence Crombé
A1 - Piérard, Denis
PB - Sciensano
CY - Bruxelles
ER -
TY - RPRT
T1 - Surveillance épidémiologique des infections à STEC, données 2017-2018
Y1 - 2019
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Piérard, Denis
A1 - Florence Crombé
AB - - Depuis l’établissement du CNR en 2011, le nombre de cas annuel de STEC en Belgique est stable et se situe autour de 0.9/100.000 habitants. Il n’y a pas de tendance stable dans les différentes régions.
- Les groupes d’âges les plus touchés sont les moins de 10 ans et plus particulièrement les moins de 5 ans, ainsi que les personnes de plus de 80 ans.
- Le syndrome hémolytique urémique est une complication grave d’une infection à STEC. En 2018, 19 cas ont été confirmés par le CNR contre 24 cas en 2017.
ER -
TY - RPRT
T1 - Surveillance épidémiologique des infections invasives à méningocoques - 2018
Y1 - 2019
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Wesley Mattheus
A1 - Adrien Lajot
A1 - Chloé Wyndham-Thomas
PB - Sciensano
CY - Brussels, Belgium
ER -
TY - RPRT
T1 - Surveillance épidémiologique des infections invasives à méningocoques - 2018
Y1 - 2019
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Wesley Mattheus
A1 - Adrien Lajot
A1 - Chloé Wyndham-Thomas
KW - infections invasives à méningocoques&Surveillance épidémiologique
PB - Sciensano
CY - Bruxelles
ER -
TY - JOUR
T1 - Haemolytic uremic syndrome surveillance in children less than 15 years in Belgium, 2009-2015.
JF - Arch Public Health
Y1 - 2018
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - K. De Rauw
A1 - Piérard, D
A1 - N Godefroid
A1 - L Collard
A1 - K Van Hoeck
A1 - Martine Sabbe
KW - Belgium
KW - Haemolytic uremic syndrome
KW - Shiga toxin-producing Escherichia coli
KW - Surveillance
AB - Background: The Haemolytic Uremic Syndrome (HUS) is the most severe manifestation of infection with Shiga toxin-producing (STEC). In Belgium, the surveillance of paediatric HUS cases is conducted by a sentinel surveillance network of paediatricians called Pedisurv. In this article, we present the main findings of this surveillance from 2009 to 2015 and we describe an annual incidence of HUS.
Methods: For each case of HUS < 15 years notified by the paediatricians, clinical, microbiological and epidemiological data were collected by a questionnaire. National hospital discharge data with ICD-9 code 283.11 were used to calculate the incidence of HUS in children < 15 years.
Results: From 2009 to 2015, 110 cases were notified to the Pedisurv network with a mean annual notification rate of 0.8/100,000 in children < 15 years. Death occurred in 2.5% of all patients and the median number of days of hospitalization was 10 days. One third (35.4%) of the HUS cases were confirmed positive STEC, with a majority of STEC O157. The mean annual incidence based on the hospital discharge data was 3.2/100,000 in children < 15 years and 4.5/100,000 in children < 5 years.
Conclusion: The incidence of paediatric HUS in Belgium is high compared to other European countries. Its surveillance in Belgium is quite comprehensive and, although less effective than monitoring all STEC infections to detect the emergence of outbreaks, is important to better monitor circulation of the most pathogenic STEC strains. In this context, efforts are still needed to send samples and STEC strains from HUS cases to the National Reference Centre.
VL - 76
M3 - 10.1186/s13690-018-0289-x
ER -
TY - RPRT
T1 - Maladies infectieuses liées à l'eau et aux aliments: données 2015-2016
Y1 - 2018
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Sofieke Klamer
A1 - Javiera Rebolledo
ER -
TY - RPRT
T1 - Voedsel-en watergerelateerde infectieziekten, epidemiologische verslag, data 2015-2016
Y1 - 2018
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Sofieke Klamer
A1 - Javiera Rebolledo
ER -
TY - RPRT
T1 - Infectieziekten bij kinderen die voorkomen kunnen worden door vaccinatie. Jaarrapport 2014
Y1 - 2016
A1 - Martine Sabbe
A1 - Mendes da Costa,E.
A1 - Sophie Quoilin
A1 - Sophie Bertrand
A1 - Dediste,A.
A1 - Marie-Luce Delforge
A1 - Heymans,C.
A1 - K Huygen
A1 - Veronik Hutse
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Mak,R.
A1 - Wesley Mattheus
A1 - S Moreels
A1 - Muyldermans,C.
A1 - Denis Piérard
A1 - Carole Schirvel
A1 - Béatrice Swennen
A1 - Heidi Theeten
A1 - Geert Top
A1 - Jean-Marie Tremerie
A1 - Viviane Van Casteren
A1 - Marc Van Ranst
A1 - Jan Verhaegen
A1 - Zinnen,V.
KW - Infectieziekten
KW - kinderen
KW - vaccinatie
PB - Johan Peeters/WIV-ISP
CY - Bruxelles
SN - D/2015/2505/75
U1 - 37182
ER -
TY - RPRT
T1 - Maladies infectieuses liées à la consommation des aliments et de l’eau 2015-2016
Y1 - 2016
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Sofieke Klamer
A1 - Javiera Rebolledo
KW - Maladies infectieuse
AB - Rapport thématique.
Surveillance épidémiologique en Belgique, 2015 et 2016
PB - Sciensano
CY - Brussels
ER -
TY - RPRT
T1 - Voedsel- en watergerelateerde infectieziekten 2015-2016
Y1 - 2016
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Sofieke Klamer
A1 - Javiera Rebolledo
KW - Infectieziekten
AB - Thematisch rapport
Epidemiologische surveillance in België, 2015 en 2016
PB - Sciensano
CY - Brussels
ER -
TY - RPRT
T1 - Infectieziekten bij kinderen, die voorkomen kunnen worden door vaccinatie. Jaaroverzicht 2014
Y1 - 2015
A1 - Martine Sabbe
A1 - Tine Grammens
A1 - Toon Braeye
A1 - Corinne Bleyenheuft
A1 - Mendes da Costa, Elise
A1 - Sophie Quoilin
A1 - Sophie Bertrand
A1 - Dediste, Anne
A1 - Delforge, Marie-Luce
A1 - Heymans,C.
A1 - Huygen, Kris
A1 - Veronik Hutse
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Mak, Ruud
A1 - Wesley Mattheus
A1 - S Moreels
A1 - Gaetan Muyldermans
A1 - Denis Piérard
A1 - Carole Schirvel
A1 - Béatrice Swennen
A1 - Heidi Theeten
A1 - Top, Geert
A1 - Jean-Marie Tremerie
A1 - Viviane Van Casteren
A1 - Van Ranst, M
A1 - Verhaegen, J.
A1 - Zinnen,V.
KW - 2014
KW - Infectieziekten
KW - kinderen
KW - vaccinatie
PB - WIV-ISP
CY - Brussel, België
ER -
TY - RPRT
T1 - Infectieziekten bij kinderen die voorkomen kunnen worden door vaccinatie. Jaarrapport 2013
Y1 - 2015
A1 - Tine Grammens
A1 - Toon Braeye
A1 - Corinne Bleyenheuft
A1 - Sophie Quoilin
A1 - Sophie Bertrand
A1 - Dediste,A.
A1 - Detemmerman,L.
A1 - K. De Schrijver
A1 - Goubert,P.
A1 - Heymans,C.
A1 - K Huygen
A1 - Veronik Hutse
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Mak,R.
A1 - Wesley Mattheus
A1 - S Moreels
A1 - Gaetan Muyldermans
A1 - Denis Piérard
A1 - Carole Schirvel
A1 - Béatrice Swennen
A1 - Heidi Theeten
A1 - Geert Top
A1 - Jean-Marie Tremerie
A1 - Viviane Van Casteren
A1 - Steven Van Gucht
A1 - Marc Van Ranst
A1 - Jan Verhaegen
A1 - Waegenaere,J.
A1 - Zinnen,V.
KW - Infectieziekten
KW - kinderen
PB - WIV-ISP
CY - Brussel
SN - D/2015/2505/05
U1 - 39200
ER -
TY - RPRT
T1 - Maladies infectieuses pédiatriques à prévention vaccinale. Synthèse annuelle 2014
Y1 - 2015
A1 - Martine Sabbe
A1 - Tine Grammens
A1 - Toon Braeye
A1 - Corinne Bleyenheuft
A1 - Mendes da Costa,E.
A1 - Sophie Quoilin
A1 - Sophie Bertrand
A1 - Dediste,A.
A1 - Marie-Luce Delforge
A1 - Heymans,C.
A1 - K Huygen
A1 - Veronik Hutse
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Mak,R.
A1 - Wesley Mattheus
A1 - S Moreels
A1 - Gaetan Muyldermans
A1 - Denis Piérard
A1 - Carole Schirvel
A1 - Béatrice Swennen
A1 - Heidi Theeten
A1 - Geert Top
A1 - Jean-Marie Tremerie
A1 - Viviane Van Casteren
A1 - Van Ranst, M
A1 - Jan Verhaegen
A1 - Zinnen,V.
KW - 2014
KW - Maladies infectieuses pédiatriques
KW - Vaccination
PB - WIV-ISP
CY - Bruxelles, Belgique
ER -
TY - RPRT
T1 - Epidemiologische surveillance van invasieve meningokokkeninfecties - 2020
Y1 - 0
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Wesley Mattheus
A1 - Adrien Lajot
A1 - Tine Grammens
A1 - Chloé Wyndham-Thomas
AB - - Het aantal gevallen bevestigd door het NRC blijft sinds 2008 stabiel en schommelt rond een honderdtal gevallen per jaar. In 2020 zijn er 55 gevallen geteld, wat overeenstemt met 0,48 bevestigde gevallen per 100.000 inwoners en dus veel minder dan de voorgaande jaren. Deze daling is ongetwijfeld het gevolg van de COVID-19-pandemie, die leidde tot inperkingsmaatregelen en minder nauwe contacten. In totaal, werden 63 gevallen van invasieve meningokokkeninfecties gemeld aan de diensten belast met de meldingsplicht in België.
- Vooral kinderen jonger dan 5 jaar zijn door de ziekte getroffen en in het bijzonder kinderen jonger dan 1 jaar.
- Ook in 2020 kwam serogroep B het frequentst voor (27/55 gevallen, hetzij 49,1 % van de gevallen). Serogroep W is in 2020 blijven stijgen en vertegenwoordigde 29,1 % van de gevallen (16/55 gevallen) tegenover 26,2 % van de gevallen (28/107 gevallen) in 2019. Serogroep C en serogroep Y vertegenwoordigden elk 10,9% van de gevallen (elk 6/55 gevallen).
- Er zijn regionale verschillen met betrekking tot de circulerende serogroepen in 2020: in Vlaanderen en Brussel circuleerde vooral serogroep B terwijl in Wallonië een meerderheid van serogroep W is vastgesteld.
- In 2020 zijn er 4 sterfgevallen gemeld door de diensten belast met de meldingsplicht. Dit aantal is minder dan in 2019 (14 sterfgevallen) en 2018 (8 sterfgevallen).
ER -
TY - RPRT
T1 - légionellose: rapport épidémiologique 2018
Y1 - 0
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - C Montesinos
A1 - D Pierard
ER -
TY - RPRT
T1 - legionellosis: epidemiologische verslag 2018
Y1 - 0
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - C Montesinos
A1 - D Pierard
ER -
TY - RPRT
T1 - méningocoque: rapport épidémiologique 2018
Y1 - 0
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Wesley Mattheus
A1 - Adrien Lajot
ER -
TY - RPRT
T1 - Surveillance épidémiologique de l’Escherichia coli producteur de Shiga-Toxine (STEC), 2019-2020.
Y1 - 0
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Florence Crombé
A1 - Denis Piérard
AB - - Depuis l’établissement du CNR en 2011, le nombre de cas annuel de STEC en Belgique est stable et se situe autour de 0.9/100.000 habitants. Il n’y a pas de tendance stable dans les différentes régions. En 2019, 130 cas ont été diagnostiqués et en 2020, 84 cas.
- En 2020, moins de cas de STEC ont été diagnostiqués par le CNR. Ceci est probablement expliqué par l’épidémie de covid-19 qui a entrainé une diminution de l’envoi de souches aux CNR, notamment entre mars et juin 2020.
- Le groupe d’âge le plus touché en 2019 et 2020 était les enfants de moins de 5 ans.
- Le syndrome hémolytique urémique est une complication grave d’une infection à STEC. En 2019, 25 cas de SHU ont été mis en évidence par le CNR et 20 cas 2020.
ER -
TY - RPRT
T1 - Surveillance épidémiologique des infections invasives à méningocoques - 2019
Y1 - 0
A1 - Stéphanie Jacquinet
A1 - Wesley Mattheus
A1 - Chloé Wyndham-Thomas
A1 - Adrien Lajot
ER -