Antimicrobiële resistentie (AMR)

Antimicrobiële middelen zijn geneesmiddelen die worden gebruikt om:

  • te voorkomen dat micro-organismen groeien of 
  • ze te doden.

Het zijn:

  • antibacteriële geneesmiddelen (d.w.z. antibiotica)
  • geneesmiddelen tegen virussen (antivirale middelen)
  • geneesmiddelen tegen schimmels (antimycotica)
  • geneesmiddelen tegen parasieten (antiparasitaire middelen).

Een antimicrobieel resistent micro-organisme is niet gevoelig voor een dergelijk antimicrobieel middel, ofwel door de verandering van zijn genoom (‘verworven resistentie’) ofwel door zijn intrinsieke eigenschappen zoals een dik en beschermend celmembraan.  

Wat zijn antibiotica?

Antibiotica zijn geneesmiddelen die worden gebruikt om micro-organismen te doden of om te voorkomen dat ze groeien en zich vermenigvuldigen. Het zijn antibacteriële geneesmiddelen (d.w.z. antibiotica), maar ook geneesmiddelen tegen virussen (antivirale middelen), tegen schimmels (antimycotica) en tegen parasieten (antiparasitaire middelen).

Antibiotica zijn de meest gebruikte soort antimicrobiële middelen, vooral in humaan en diergeneeskundig gebruik voor de behandeling van talrijke infecties, en in mindere mate in de tuinbouw. Antimicrobiële middelen die effectief zijn tegen één type micro-organismen zijn niet altijd effectief tegen een ander type. Antibiotica doden bijvoorbeeld bacteriën maar hebben geen enkel effect op virussen. Om deze reden zullen antibiotica geen virale infecties genezen, zoals verkoudheden, de meeste hoesten, veel soorten keelpijn en griep (influenza).

Wat is antimicrobiële resistentie (AMR)?

Een antimicrobieel resistent micro-organisme is niet gevoelig voor minstens 1 antimicrobieel middel, ofwel door de verandering van zijn genoom (‘adaptieve resistentie’) ofwel door zijn intrinsieke eigenschappen zoals een dik en beschermend celmembraan.  
Antimicrobiële resistentie kan met andere woorden verworven of van nature aanwezig zijn in een specifieke soort micro-organisme. Hoewel beide kunnen leiden tot het mislukken van de behandeling, is verworven resistentie verantwoordelijk voor de meest recente gevallen. Verworven resistentie kan worden veroorzaakt door onaangepast gebruik van antimicrobiële middelen (zoals het voorschrijven van antibiotica om virale infecties te behandelen of onnodig lange behandelingsduur).

Hoe worden micro-organismen resistent?

Micro-organismen, en vooral bacteriën, zijn van nature aanwezig in ons lichaam, in dieren en in het milieu. Slechts een zeer klein aantal van alle bekende bacteriën, een 10- tot 20-tal soorten, zoals Mycobacterium tuberculosis of Streptococcus pneumoniae, zijn specifiek menselijke pathogenen. Ons lichaam is gastheer voor honderden andere soorten die verschillende gemeenschappen vormen met andere microben: huidmicrobiota, darmmicrobiota, vaginale microbiota, longmicrobiota, enz. 

De meeste daarvan spelen een nuttige rol en beschermen ons tegen gevaarlijke infecties, maar wanneer het immuunsysteem verzwakt is of wanneer micro-organismen het lichaam binnendringen via een ongebruikelijke weg kunnen sommige ervan pathogenen worden (d.w.z. stoffen die ziekten verwekken) en infecties veroorzaken. De bacterie Escherichia coli is bijvoorbeeld van nature aanwezig in de darmen maar kan een blaasontsteking (cystitis) veroorzaken als hij via het rectum in de urinewegen terechtkomt. 

Het toedienen van microbiële middelen om een infectie te behandelen (d.w.z. wanneer micro-organismen worden blootgesteld aan antimicrobiële middelen), doodt gevoelige micro-organismen. Dit geeft resistente stammen ruimte om te gedijen en te vermenigvuldigen en, als gevolg daarvan, hun gevoelige tegenhangers te verdrijven. Sommige micro-organismen die aanvankelijk gevoelig zijn voor antimicrobiële middelen, kunnen na blootstelling aan antimicrobiële middelen muteren of mobiele resistentiegenen verwerven van andere micro-organismen (bijv. commensale flora) en resistent worden. Dit wordt verworven antimicrobiële resistentie genoemd. Resistentie ontwikkelt zich geleidelijk wanneer potentieel schadelijke bacteriën het vermogen verwerven om de effectiviteit van een of meer antimicrobiële stoffen te verminderen of te elimineren. Andere bacteriën zijn intrinsiek resistent tegen bepaalde soorten antimicrobiële stoffen omdat het doel ontbreekt of omdat ze buiten het bereik van het geneesmiddel liggen. 

In de wereld van de schimmels kan resistentie ontstaan tijdens een schimmeldodende behandeling, maar kan het zich ook ontwikkelen in de omgeving. Dit is het geval voor de saprofytische schimmel Aspergillus fumigatus, dat na blootstelling aan azoolfungiciden resistentiemutaties heeft verworven. 

Hoe wordt antimicrobiële resistentie overgedragen?

Stammen van micro-organismen die resistent zijn voor een of meer antimicrobiële geneesmiddelen kunnen tussen leden van één soort worden overgedragen. Zo kunnen methicillineresistente Staphylococcus aureus (MRSA)-bacteriën van de ene persoon op de andere worden overgedragen, wat een bijzonder probleem vormt voor ziekenhuizen en verpleeghuizen.

Resistente bacteriestammen en andere micro-organismen kunnen ook worden overgedragen tussen mens en dier. Ze worden doorgegeven via direct contact of via de voedselketen. Dit gebeurt in beide richtingen, met mogelijk nadelige gevolgen voor de gezondheid van zowel mens als dier. 

Wat schimmelpathogenen betreft, kan overdracht tussen patiënten in zorginstellingen recent worden toegeschreven aan Candida auris. In tegenstelling tot andere Candida-soorten heeft de overdracht van deze opkomende ziekteverwekker binnen of tussen ziekenhuizen te maken met besmetting van de omgeving of kolonisatie in personen of materiaal . 

Waarom is het belangrijk om het gebruik van antimicrobiële middelen te beperken?

Misbruik en overmatig gebruik van deze geneesmiddelen verstoort het evenwicht tussen nuttige en schadelijke organismen in microbiële gemeenschappen, en katalyseert antimicrobiële resistentie. Dit brengt de effectiviteit van een antimicrobiële behandeling in gevaar. Bovendien kunnen resistente stammen zich verspreiden naar andere personen en daardoor de behandelingskeuzes voor een bredere groep op het spel zetten. Gezondheidsinstanties raden daarom aan om onnodige medicatie te vermijden.

Waarom is antimicrobiële resistentie een probleem voor volksgezondheid?

Het overmatige gebruik van antimicrobiële middelen bij mens en dier heeft gevolgen voor de gezondheid van de mens. Antimicrobiële middelen die ooit krachtige wapens bleken tegen infectieziekten verliezen hun effectiviteit, en in sommige gevallen zijn alternatieve behandelingsopties (andere soorten antimicrobiële middelen) beperkt. Overmatig en onaangepast gebruik van antimicrobiële middelen resulteert in het ontstaan van zeer schadelijke bacteriën en schimmels, terugkerende ziekten en muterende bacteriën. Daardoor worden ziekenhuisverblijven langer, behandelingen duurder en sterven er soms meer mensen. 
Om de antimicrobiële resistentie te beteugelen, is samenwerking nodig tussen volksgezondheid, voedsel-, diergeneeskundige en milieu-instanties, industriële organisaties, dierenartsen, boeren en verschillende anderen, die allemaal verantwoordelijkheid dragen in dit domein.

Hoe gaan gezondheidsinstanties antimicrobiële resistentie tegen?

De beteugeling van antimicrobiële resistentie is een hoge prioriteit voor de gezondheidsinstanties wereldwijd. In 2015 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie haar Globaal actieplan tegen antibioticaresistentie voorgesteld, gericht op:

  • een groter bewustzijn van en inzicht in antimicrobiële resistentie
  • de versterking van kennis via surveillance en onderzoek
  • het verminderen van het aantal infecties (incidentie)
  • de optimalisatie van het gebruik van antibiotica
  • de uitwerking vaneconomische aspecten die hieraan gekoppeld zijn.

Naast een bedreiging voor de gezondheid ziet de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) antimicrobiële resistentie ook als een economische bedreiging die een gecompliceerde reactie vergt

Voormalig Brits premier David Cameron, die van de strijd tegen AMR een politieke topprioriteit maakte, bestelde een studie over de actuele situatie wereldwijd bij topeconoom Jim O’Neill. Zijn rapport kreeg wereldwijde aandacht en voorspelde in 2050 meer sterfgevallen door AMR-infecties dan door kanker.

OpEuropees niveau staat de strijd tegen antimicrobiële resistentie hoog op de agenda van het Europees geneesmiddelenbureau (EMA), het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) en de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA). In juni 2017 nam de Europese commissie het Europees “één-gezondheid”-actieplan tegen antimicrobiële resistentie aan. Het is een vervolg op het eerste vijfjarenactieplan uit 2011 om de groeiende risico’s van antimicrobiële resistentie aan te pakken. Beide plannen maken gebruik van een holistische benadering in lijn met het ‘One Health’-perspectief. Dat omvat deelname van alle sectoren en dekt alle aspecten van antimicrobiële resistentie

In België is de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu bevoegd voor het antibioticabeleid en de gezondheidsrisico’s. Hiervoor doet het een beroep op het wetenschappelijk bewijs geleverd door Sciensano en de Hoge gezondheidsraad.

  • Sciensano coördineert nationale surveillanceprogramma’s en enquêtes van zorggerelateerde infecties, antimicrobieel gebruik en antimicrobiële resistentie in ziekenhuizen en verzorgingstehuizen. Sciensano controleert ook nog de antimicrobiële resistentie in voedselpathogenen en in dieren.
  • De Hoge gezondheidsraad geeft onafhankelijk advies en richtlijnen over infectiecontrole en over de beheersing van antimicrobiële resistentie in Belgische zorginstellingen.

De Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu neemt nu het initiatief om een nieuw nationaal actieplan ‘One Health’ op te stellen voor de strijd tegen antimicrobiële resistentie. Dat actieplan zal worden voorgesteld aan de volgende federale ministers. 

Hoe is het gebruik van antimicrobiële middelen gereguleerd?

Het gebruik van antimicrobiële middelen bij dieren moet voldoen aan de Europese en nationale wetgeving. Sinds 1999 coördineert de Belgische Commissie voor de Coördinatie van het Antibioticabeleid (BAPCOC) verschillende initiatieven in het kader van de ‘One health’-aanpak. Het Nationaal Antimicrobieel Comité (NAC) publiceert regelmatig bijgewerkte richtlijnen over welke geneesmiddelen bij voorkeur worden gebruikt om specifieke infecties te bestrijden. In de veterinaire sector is in juli 2016 werd een nieuwe Belgische wet van kracht ter beperking van het diergeneeskundig gebruik van bepaalde antibioticaklassen, die kritiek zijn voor de behandeling van ernstige infecties bij de mens, bij dieren die deel uitmaken van de voedselketen. De wet legt ook laboratoriumdiagnoses op vóór de start van curatieve behandelingen van deze dieren. Wat geldt er voor mensen? En voor antivirale, antiparasitaire en antischimmelmiddelen?

Sciensano werkt in de strijd tegen de toenemende antibioticaresistentie bij dieren nauw samen met hetAMCRA. Deze organisatie ontwikkelt bewustmakingscampagnes en strategieën, waaronder aanbevelingen en instrumenten voor dierenartsen en bijvoorbeeld boeren.

Voor de beheersing van schimmelinfecties in Europese settings werden aanbevelingen gedaan door de Studiegroep schimmelinfecties van de Europese vereniging voor klinische microbiologie en infectieziekten (ESCMID). Deze behandelingsaanbevelingen werden opgesteld door een panel van deskundigen, dat de toepassing van bepaalde antischimmelmiddelen beoordeelde. Deze aanbevelingen zijn afhankelijk van het type patiënt en de infectiehaard, en ze krijgen een score die hun sterkte aangeeft.


 

Aan de hand van de surveillance van de antibioticaresistentie kunnen de verschillende actoren (artsen, ziekenhuizen, opvoeders, restaurants, enz.) worden gesensibiliseerd, wat de opvolging van de aanbevelingen ten goede komt.

QR code

QR code for this page URL

Contacten