Sci. report, recommendat°, guidance doc., directive, monograph
Dutch
SCIENSANO
Abstract:
Abstract
De winterperiode 2020-2021
Tijdens de winterperiode 2020-2021, van maandag 5 oktober 2020 (week 41) tot zondag 16 mei 2021 (week 19), registreerde België een zeer hoge oversterfte, met 9 190 sterfgevallen meer dan verwacht, wat neerkomt op een oversterfte van +13,2 % (78 667 geregistreerde sterfgevallen en 69 477 verwachte sterfgevallen). Deze winterperiode werd gekenmerkt door de voortzetting van de COVID-19-epidemie in ons land, met de 2e golf van de epidemie (31 augustus 2020 tot 14 februari 2021) en de 3e golf (15 februari tot 27 juni 2021). De winterperiode 2020-2021 had de meest uitgesproken oversterfte (+13,2 %) in de afgelopen twintig jaar, gevolgd door de winterperiode 2019-2020 (+11,7 %, 7 928 extra sterfgevallen) met de eerste golf van de COVID-19-epidemie, en door de winterperiode 2021-2022 (+8,3 %, 5 633 extra sterfgevallen) met de vierde golf van de COVID-19-epidemie.
Tijdens de winterperiode 2020-2021 waren er gemiddeld 351 sterfgevallen per dag, met een piek van 560 sterfgevallen op 7 november 2020. Oversterfte werd waargenomen in alle leeftijdsgroepen, vooral bij mensen tussen 65 en 84 jaar (5 730 extra sterfgevallen, +20,1 %). Analyse naar geslacht en leeftijdsgroep toont een hogere oversterfte bij mannen (+17,0 %) dan bij vrouwen (+10,4 %), vooral bij mannen van 65 tot 84 jaar (3 461 extra sterfgevallen, +21,4 %).
Alle leeftijden samen genomen, was het ruwe sterftecijfer hoger bij mannen (695,8 sterfgevallen per 100 000 inwoners) dan bij vrouwen (669,6 sterfgevallen per 100 000 inwoners). Ongeacht de leeftijdsgroep was het hoger bij mannen dan bij vrouwen.
Op gewestelijk niveau[1] was de oversterfte +8,8 % in Vlaanderen (3 570 extra sterfgevallen), +21,5 % in Wallonië (5 049 extra sterfgevallen) en +17,9 % in Brussel (947 extra sterfgevallen). Net als in België was de oversterfte in Vlaanderen en Wallonië hoger bij mensen van 65 tot 84 jaar, vooral bij mannen in deze leeftijdsgroep (+16,0 % met 1 497 extra sterfgevallen in Vlaanderen en +31,9 % met 1 775 extra sterfgevallen in Wallonië). In Brussel was de oversterfte ook hoog bij 65-84-jarigen (+30,5 %, 613 extra sterfgevallen) en bij 15-64-jarigen (+31,5 %, 247 extra sterfgevallen).
Vergeleken met de piek van sterfgevallen tijdens de 1e golf van de COVID-19-epidemie was de piek van sterfgevallen tijdens de 2e golf lager in Vlaanderen en Brussel, maar bleef zeer hoog in Wallonië (244 sterfgevallen op 9 april 2020 en 6 november 2020). De ruwe sterftecijfers in de gewesten volgden dezelfde trends naar geslacht en leeftijdsgroepen als die van België, met het hoogste sterftecijfer in Wallonië (800,2 sterfgevallen per 100 000 inwoners) en het laagste in Brussel (512,1 sterfgevallen per 100 000 inwoners).
Wanneer rekening wordt gehouden met de bevolkingsverdeling naar leeftijd en geslacht en de gestandaardiseerde sterftecijfers worden bekeken, blijft Wallonië het gewest met de hoogste sterfte, gevolgd door Brussel en vervolgens Vlaanderen. Het ruwe sterftecijfer in 2020-2021 was het hoogste sinds de winter van 2000-2001.
De wekelijkse analyse van de oversterfte toonde aan dat er tien opeenvolgende weken van statistisch significante oversterfte waren voor de hele bevolking tijdens de 2e golf, van week 43 (19 oktober) tot het einde van week 52 (27 december) van 2020. Tijdens de 3e golf was er een aanzienlijke vermindering van de oversterfte, met slechts één waarschuwing voor de hele bevolking in week 18 (3 mei 2021).
Wat betreft de risicofactoren was de griep uitzonderlijk afwezig tijdens de winterperiode 2020-2021. Er was een koudegolf van 7 tot 14 februari 2021 en er waren 42 dagen waarop de PM2,5-drempel (15 μg/m³) werd overschreden. De meeste COVID-19-gerelateerde sterfgevallen vonden plaats tijdens de eerste twee golven van de epidemie. In januari 2021 begon de vaccinatie tegen COVID-19 bij het personeel en de bewoners van woonzorgcentra en werd vervolgens uitgebreid naar andere bevolkingsgroepen. Gedurende de 3e golf en de daaropvolgende golven, bleeft COVID-19 geassocieerd met oversterfte. De intensiteit was evenwel lager dan gedurende de eerste twee golven. Tijdens de 2e golf waren er 11 964 COVID-19 sterfgevallen (6 230 in Vlaanderen, 4 686 in Wallonië en 1 048 in Brussel), wat overeenkomt met 19,9 % van alle sterfgevallen in dezelfde periode. Tijdens de 3e golf waren er 3 320 COVID-19 sterfgevallen (1 561 in Vlaanderen, 1 343 in Wallonië en 416 in Brussel), wat overeenkomt met 8,4 % van alle sterfgevallen in dezelfde periode.
Tijdens de drie laatste winterperiodes (2019-2020, 2020-2021 en 2021-2022) waren de percentages van oversterfte voor alle leeftijden samen de hoogste sinds de winter van 2000-2001. Het was tijdens de winter van 2020-2021 dat de oversterfte het meest uitgesproken was.
De winterperiode 2021-2022
Tijdens de winterperiode 2021-2022, van maandag 11 oktober 2021 (week 41) tot zondag 15 mei 2022 (week 19), registreerde België een hoge oversterfte, met 5 633 extra sterfgevallen, wat neerkomt op een oversterfte van +8,3 % (73 824 geregistreerde sterfgevallen en 68 191 verwachte sterfgevallen). De oversterfte neemt echter af in vergelijking met de twee voorgaande winterperiodes (+11,7 % in 2019-2020 en +13,2 % in 2020-2021). Deze winterperiode wordt gekenmerkt door de voortzetting van de COVID-19-epidemie in ons land, met 3 golven (4e, 5e en 6e), evenals de griepepidemie (van 7 maart tot 17 april 2022) en smogwaarschuwingen.
Gemiddeld waren er 340 sterfgevallen per dag, met een piek van 427 sterfgevallen op 3 december 2021. Net als in 2020-2021 werd oversterfte waargenomen in alle leeftijdsgroepen en was deze iets hoger bij mensen van 65 tot 84 jaar (+10,6 %), en een oversterfte, voor alle leeftijden samen, die hoger was bij mannen (+10,2 %) dan bij vrouwen (+7,2 %), vooral bij mannen jonger dan 65 jaar (668 extra sterfgevallen, +12,0 %).
Voor alle leeftijden samen was het ruw sterftecijfer hoger bij mannen (649,6 sterfgevallen per 100 000 inwoners) dan bij vrouwen (624,2 sterfgevallen per 100 000 inwoners). Ongeacht de leeftijdsgroep bleek het bij mannen hoger te zijn dan bij vrouwen.
Op gewestelijk niveau was de oversterfte +8,5 % in Vlaanderen (3 350 extra sterfgevallen), +9,9 % in Wallonië (2 303 extra sterfgevallen) en +9,3 % in Brussel (475 extra sterfgevallen). Net als in België was de oversterfte in Vlaanderen, Wallonië en Brussel hoger bij mensen van 65 tot 84 jaar en bij mensen jonger dan 65 jaar.
De ruwe sterftecijfers in Vlaanderen en Wallonië volgden dezelfde trends per geslacht en leeftijdsgroepen als die in België, maar in Brussel was het ruwe sterftecijfer hoger bij vrouwen (463,4 sterfgevallen per 100 000 inwoners) dan bij mannen (447,9 sterfgevallen per 100 000 inwoners). Het ruwe sterftecijfer was het hoogst in Wallonië (694,8 sterfgevallen per 100 000 inwoners) in vergelijking met andere gewesten en het laagst in Brussel (455,8 sterfgevallen per 100 000 inwoners). De leeftijdsgestandaardiseerde sterftecijfers blijven echter hoger in Wallonië in vergelijking met de rest van het land, gevolgd door Brussel en vervolgens Vlaanderen. De ruwe sterftecijfers neigden te dalen ten opzichte van de winter van 2020-2021, behalve bijvoorbeeld in Vlaanderen, waar de ruwe sterftecijfers bleven stijgen bij mannen van 15 tot 64 jaar vanaf de winter van 2019-2020.
Oversterfte gedurende de hele week werd waargenomen tijdens een groot deel van de winterperiode 2021-2022, samenvallend met de COVID-19-epidemie, en de griep en smogperiodes. Er waren 13 weken van oversterfte voor de gehele bevolking in België tijdens deze periode.
Wat risicofactoren betreft, was er geen koudegolf en kwamen negatieve temperaturen minder vaak voor dan in voorgaande winters. Er waren echter talrijke overschrijdingen van de drempelwaarden voor fijn stof (PM10 en PM2,5), waarbij IRCELINE een waarschuwing voor fijnstofvervuiling uitgaf in week 12 (21 maart 2022), met activering van gewestelijke actieplannen (snelheidsbeperkingen, extra snelheidscontroles, gratis openbaar vervoer in Brussel).
Tijdens het seizoen 2021-2022 keerde de griepepidemie terug naar België. De epidemische drempel van consultaties bij huisartsen als gevolg van een bevestigde griepinfectie (52 consultaties per 100 000 inwoners) werd overschreden van week 10 (7 tot 13 maart 2022, 273 consultaties) tot week 15 (11 tot 17 april 2022, 97 consultaties). De griepepidemie duurde 6 weken, wat een relatief korte duur is. De intensiteit van de epidemie was matig. De ernst van de epidemie, geschat op basis van het aantal ziekenhuisopnames voor ernstige acute luchtweginfecties (SARI), was ook matig. Het percentage patiënten met complicaties onder de opgenomen patiënten met bevestigde griep en het percentage sterfgevallen onder de opgenomen patiënten met bevestigde griep bleven stabiel in 2021-2022 (11 % en 3 %) in vergelijking met voorgaande seizoenen.
Tijdens de winterperiode 2021-2022 was de mortaliteit (exclusief COVID-19-sterfgevallen) statistisch significant gecorreleerd met de incidentie van het griepsyndroom, behalve in Wallonië en Brussel. De correlaties tussen mortaliteit en de verschillende risicofactoren waren veel zwakker dan tijdens de voorgaande griepseizoenen. De mortaliteit was daarentegen niet gecorreleerd met de concentraties van deeltjes in de lucht, PM2.5 en PM10.
De winterperiode 2021-2022 omvat de 4e golf van de COVID-19-epidemie (4 oktober tot 26 december 2021), de 5e golf (27 december 2021 tot 27 februari 2022) en de 6e golf (28 februari tot 29 mei 2022). De vergelijking van de epidemische golven is complex omdat ze verschillende lengtes hebben. De ernst van COVID-19 nam af in de loop van de epidemische golven en er werden steeds minder sterfgevallen gerelateerd aan COVID-19 gemeld via het surveillancesysteem. Er was een opleving van de oversterfte tijdens de 4e golf. De 6e golf van COVID-19 viel ook samen met de griepepidemie en de smogperiode.
Tijdens de 4e golf waren er 2 491 COVID-19-sterfgevallen (1 298 in Vlaanderen, 933 in Wallonië en 260 in Brussel), wat overeenkomt met 8,7 % van alle sterfgevallen in dezelfde periode. Tijdens de 5e golf waren er 1 912 COVID-19-sterfgevallen (1 039 in Vlaanderen, 672 in Wallonië en 201 in Brussel), wat neerkomt op 8,8 % van alle sterfgevallen in dezelfde periode. Ten slotte waren er tijdens de 6e golf 1 565 COVID-19-sterfgevallen (1 082 in Vlaanderen, 394 in Wallonië en 89 in Brussel), wat 5,3 % van alle sterfgevallen in dezelfde periode omvat.
Tijdens de winterperiodes 2020-2021 en 2021-2022 was een wekelijkse samenvatting van de oversterftesurveillance door Be-MOMO toegevoegd aan het bulletin over acute luchtweginfecties van Sciensano, evenals bij het wekelijkse bulletin van de epidemiologische surveillance van COVID-19
[1] De berekening van het verwachte aantal sterfgevallen wordt afzonderlijk uitgevoerd per gewest en per leeftijdsgroep. Vervolgens worden de waargenomen sterfgevallen in elk gewest en elke leeftijds- en geslachtsgroep vergeleken met de schatting van de mortaliteit in de corresponderende groep. Dit kan verklaren waarom de som van de extra sterfgevallen in de verschillende groepen niet overeenkomt met de berekening van de extra sterfgevallen voor het gehele land of de betreffende groep als geheel.