Dit rapport beschrijft de resultaten van de vijfde audit bij de erkende diabetische voetklinieken in België (hierna “centra” genoemd). De resultaten worden vergeleken met die van eerdere audits. Tussen 2005 en 2016 werden vijf audits georganiseerd. De geregistreerde voetproblemen waren ofwel een diabetisch voetulcus van minstens Wagner-graad 2 en/of een actieve Charcot-voet. De verzamelde gegevens hadden betrekking op de kenmerken bij de eerste consultatie, en op de behandeling en de uitkomsten in de loop van 6 (audits 2-5) of 12 maanden (audit 1). Na de audit kregen de centra een feedbackrapport met benchmarking van hun prestaties op het vlak van een aantal kwaliteitsindicatoren.
Met betrekking tot diabetische voetulcera kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
- In de meest recente audit bedroeg het mediane presentatieuitstel van patiënten in de centra 3 weken, hetgeen significant korter was dan in eerdere audits. Dit suggereert dat de inspanningen om de zichtbaarheid van de centra te verhogen en de educatie van de patiënten te verbeteren, gewerkt hebben.
- De aanbevolen behandelingsstrategieën werden op grote schaal door de centra gevolgd. In audit 5 ontving 77% van de plantaire voorvoetulcera een vorm van drukontlasting, 63% van de patiënten onderging vasculaire beeldvorming, een cijfer dat significant steeg over de audits heen, en 64% van de patiënten met kritische ischemie onderging revascularisatie.
- Bijna de helft van de ulcera genas tijdens de opvolging in audit 5. Ongeveer 4% van de patiënten onderging majeure amputatie. Deze percentages verschilden niet significant over de audits heen. Deze resultaten verhouden zich gunstig in vergelijking met die van andere studies, vooral als we rekening houden met de specifieke karakteristieken van de IKED-Voet-populatie: hoge ernst van de ulcera en hoge prevalentie van co-morbiditeiten.
- De secundaire preventie was adequaat. Dit bleek uit de vaststelling dat in audit 5 ongeveer 75% van de patiënten schoeisel voor preventie van nieuwe ulcera ontving en/of opgenomen werd in een podologische opvolging.
Met betrekking tot actieve Charcot-voet kunnen de volgende conclusies worden getrokken:
- In audit 5 genasen 61% van de patiënten met actieve Charcot-voet tijdens de opvolging. De percentages van immobilisatie tot aan de knie waren toereikend en de immobilisatieduur was kort, zowel in vergelijking met eerdere audits als met de beperkte gegevens uit de literatuur.
- 82% van de patiënten met een genezen actieve Charcot-voet ontving aangepast schoeisel, meestal orthopedische schoenen.