De winterperiode 2022-2023 werd gekenmerkt door ondersterfte in België, relatief laag (-0,3 %, met 203 sterfgevallen minder dan verwacht), voornamelijk waargenomen bij mensen tussen 65 en 84 jaar. Deze ondersterfte kwam voornamelijk voor bij mannen, terwijl oversterfte werd waargenomen bij vrouwen, die alle leeftijdsgroepen trof. Er zijn gewestelijke verschillen, met een lichte ondersterfte in Wallonië (-0,3 %, met 80 sterfgevallen minder dan verwacht), maar een oversterfte, hoewel laag, in Vlaanderen (+0,3 %, met 115 extra sterfgevallen) en Brussel (+2,8 %, met 146 extra sterfgevallen). Gedurende deze periode kende België twee opeenvolgende weken van oversterfte (weken 51 en 52, van 19 december 2022 tot 1 januari 2023) die de gehele bevolking troffen, samenvallend met een daling van de temperaturen, de 9e COVID-19-golf, een griepepidemie, een RSV-epidemie, humaan metapneumovirusinfecties en een smogperiode.
De winterperiode 2023-2024 vertoonde een gematigde ondersterfte in België (-2,0 %, oftewel 1 434 sterfgevallen minder dan verwacht). Deze ondersterfte was groter dan die van het voorgaande winterseizoen. Er was geen algehele oversterfte in België gedurende een volledige week voor de gehele bevolking. Deze winterperiode valt op door een RSV-epidemie van 14 weken, die werd gevolgd door een relatief lange seizoensgebonden griepepidemie (11 weken) en een koudegolf in januari 2024.
Gedurende de winterperiodes 2022-2023 en 2023-2024 was een wekelijkse samenvatting van de monitoring van de oversterfte via Be-MOMO bijgevoegd aan het bulletin over acute luchtweginfecties van Sciensano, evenals aan het wekelijkse bulletin van de epidemiologische surveillance van COVID19 (tot 21 juli 2023).