- V1. Wat is zoönotische influenza?
-
Zoönotische influenza is een infectieziekte veroorzaakt door het omhulde RNA-virus influenza type A. Influenza type A-virussen komen wijdverspreid voor bij veel verschillende vogel- en zoogdiersoorten. Influenza-virussen zijn meestal soortspecifiek, maar af en toe kan overdracht van de ene soort naar een andere soort of naar de mens plaatsvinden (figuur 1).
Mensen kunnen sporadisch geïnfecteerd raken met nieuwe influenza A-virussen van dierlijke oorsprong (zoönotische influenza), zoals aviaire influenza A-virus (AIV) subtypes A(H5N1), A(H5N6), A(H7N9), A(H7N7) en A(H9N2), en varkensinfluenza A-virus subtypes H1N1, H1N2 en H3N2[1].
Het risico op een grootschalige epidemie door een nieuw of opkomend influenza A-virus neemt toe door een mogelijke overdracht van een dierlijk influenzavirus naar de mens, of door reassortment tussen aviaire, varkens- en seizoensgebonden menselijke of andere zoogdier-influenzavirussen (EFSA en ECDC, 2024).
Menselijke aanpassingsmutaties kunnen worden verkregen via reassortment tussen menselijk en dierlijk influenza virussen, zonder dat een geleidelijke aanpassing via puntmutaties nodig is; dit risico is het grootst bij zoogdiergastheren die al zoogdier-aangepaste influenzavirussen herbergen (voornamelijk mensen en varkens, maar ook marterachtigen en vossen).Figure 1: Schematisch diagram dat het gastheerbereik van influenza A-virussen toont. Reservoirs en overdrachten tussen soorten van influenza A-virussen en de subtypes die bij deze gebeurtenissen betrokken zijn. Watervogels in het wild vormen het natuurlijke reservoir van influenza A-virussen, van waaruit ze kunnen worden overgedragen op verschillende andere gastheren. De pijlen in cirkels vertegenwoordigen de continue viruscirculatie onder wilde vogels, pluimvee, huisdieren, vleermuizen, paarden, varkens en mensen.
Bron: AbuBakar, U.; Amrani, L.; Kamarulzaman, F.A.; Karsani, S.A.; Hassandarvish, P.; Khairat, J.E. Avian Influenza Virus Tropism in Humans. Viruses 2023, 15, 833. https://doi.org/10.3390/v15040833
[1] Sporadische menselijke infecties met influenzavirussen die circuleren bij varkens en niet bij mensen, hebben plaatsgevonden. Wanneer dit gebeurt, worden deze virussen „variantvirussen” genoemd. Ze kunnen ook worden aangeduid door de letter „v” toe te voegen aan het einde van de virus-subtypeaanduiding. Menselijke infecties met H1N1v-, H3N2v- en H1N2v-virussen zijn wereldwijd vastgesteld.
- V2. Hoe kunnen infecties met zoönotische influenza worden voorkomen?
-
Als algemene voorzorgsmaatregel wordt aanbevolen om elk contact met dode of zieke vogels, marterachtigen of vossen te vermijden. Als contact onvermijdelijk is, moet geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) worden gebruikt. Er moet bijzondere aandacht worden besteed aan het vermijden van contact met slijmvliezen zoals mond, neus en ogen. Draag altijd wegwerphandschoenen en een mondmasker, en volg de juiste hygiënemaatregelen bij het hanteren van karkassen en zieke dieren.
Bij het betreden van een pluimvee- of varkensbedrijf moeten bezoekers de bioveiligheidsmaatregelen en de PBM toepassen, vooral bij het betreden van stallen of technische zones. Deze preventieve maatregelen worden regelmatig bijgewerkt door het FAVV/AFSCA.
Aanbevolen richtlijnen :
- V3. Kan zoönotische influenza via voedsel worden overgedragen?
-
Goed doorbakken gevogelte en eieren vormen geen risico op besmetting met vogelgriep. Als algemene voorzorgsmaatregel is het echter verboden om zieke dieren of dieren die werden geruimd in het kader van maatregelen tegen een uitbraak van vogelgriep, evenals hun producten, toe te laten tot de voedselketen voor mens en dier.
Tegen aviaire influenza gevaccineerd pluimvee en de eieren daarvan kunnen veilig worden geconsumeerd. De wachttijd van de huidige vaccins is nul dagen, hetgeen betekent dat de vaccins geen ingrediënten bevatten die een risico kunnen vormen voor de consumenten van gevaccineerde vogels en hun eieren (ref AFSCA-FAVV).
Bron: https://favv-afsca.be/sites/default/files/2025-06/Zoonotic-risk-of-avian…
Wat diervoeder betreft, zoals kattenvoer op basis van kippenvlees, moet rauw vlees – in het bijzonder rauw gevogelte – worden vermeden, omdat het mogelijk besmet is met hoogpathogene aviaire influenzavirussen (HPAI) of andere ziekteverwekkers. Volledig gegaard vlees blijft echter veilig.
Bron: https://favv-afsca.be/sites/default/files/2025-06/risk-raw-meat-based-pe…
- V4. Wat is het risico op overdracht van mens op mens?
-
Sporadische menselijke gevallen van dierlijke influenza zijn eerder wereldwijd gemeld. De overdracht van dierlijke influenzavirussen op mensen blijft zeldzaam, en tot op heden is er geen aanhoudende overdracht van mens op mens waargenomen.
Volgens het meest recente toezichtverslag van het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) van juni 2025, wordt het algemene risico op overdracht van zoönotische influenza naar het brede publiek in de EU/EER-landen als laag beschouwd. Het risico voor beroepsmatig blootgestelde personen (zie vraag 8) wordt beoordeeld als laag tot matig.
- V5. Hoe wordt zoönotische influenza in België opgevolgd?
-
Het surveillance programma voor hoogpathogene aviaire influenza (HPAI) bij pluimvee en wilde vogels verzorgt een vroegtijdig waarschuwingssysteem doorheen het jaar. Het wordt centraal gecoördineerd door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV). Dit programma omvat actieve surveillance in geselecteerde commerciële en niet-commerciële pluimveebedrijven en voornamelijk passieve surveillance bij wilde vogels en in pluimveebedrijven.
Informatie over de epidemiologische situatie van HPAI is hier beschikbaar
Wat betreft de surveillance van zoönotische influenza bij mensen, voert het NRC respiratoire pathogenen (Sciensano), in samenwerking met de Aviaire Virologie en Immunologie en met de Vlaamse en Waalse Gewestelijke Gezondheidsautoriteiten, een onderzoeksproject uit dat gericht is op actieve monitoring van zoönotische transmissiegebeurtenissen bij blootgestelde populaties (ZOOIS).
Daarnaast volgt het SARI-surveillanceprogramma (Severe Acute Respiratory Infections) in België wekelijks het aantal nieuwe acute respiratoire infecties op in negen ziekenhuizen gedurende het hele jaar. Dit programma kan als passieve surveillance worden beschouwd, aangezien elk positief staal van influenza A wordt getypeerd en gesubtypeerd o.a. voor detectie van zoönotische influenza.
- V6. Wat is de incubatieperiode en de besmettelijke periode van zoönotische influenza?
-
Op dit moment is er zeer beperkte informatie beschikbaar over de incubatieperiode van infecties met dierlijke influenzavirussen bij mensen, en infecties met virussen van oudere clades kunnen mogelijk verschillen[1].
Op basis van de beperkte beschikbare gegevens uit menselijke gevallen wordt de incubatieperiode van een A(H5N1)-infectie geschat op maximaal 7–9 dagen, meestal 3–5 dagen na het laatste bekende contact[2]. De besmettelijke periode kan beginnen 1–2 dagen vóór het optreden van symptomen en duurt meestal tot een week na het begin van de symptomen[3].
Deze periode kan echter sterk variëren, afhankelijk van verschillende factoren, zoals de algemene gezondheidstoestand, leeftijd en immuunrespons van de betrokkene.
[1] European Centre for Disease Prevention and Control. Investigation protocol for human exposures and cases of avian influenza in the EU/EEA. Stockholm: ECDC; 2023
[2] Estimated of epidemiological parameters for H5NA Influenza in humans: a rapid review. Available at: https://www.medrxiv.org/content/10.110½024.12.11.24318702v2
[3] European Centre for Disease Prevention and Control. Investigation protocol for human exposures and cases of avian influenza in the EU/EEA. Stockholm: ECDC; 2023
- V7. Is er een vaccin beschikbaar tegen zoönotische influenza?
-
Er zijn enkele vaccins tegen zoönotische influenza beschikbaar op de EU-markt. Het zoönotische influenzavaccin van Seqirus, dat de H5N8-stam bevat (clade 2.3.4.4b), wordt momenteel beschouwd als de beste kandidaat om bescherming te bieden tegen circulerende H5-influenza A-stammen[1].
In België wordt routinematige vaccinatie tegen aviaire influenza niet aanbevolen voor de algemene bevolking, noch voor personen die tot risicogroepen behoren.
Vaccinatie tegen seizoensgebonden influenza kan helpen het risico op reassortment tussen humane en dierlijke influenzavirussen te verminderen. Een vermindering van de ernst van A(H5N1)-infecties is echter niet bewezen. Recente studies tonen niet aan dat bestaande immuniteit na vaccinatie tegen seizoensinfluenza of na natuurlijke infectie de bevolking zou beschermen tegen A(H5N1)[2].
Voor meer informatie of updates over vaccinatie tegen seizoensgriep, ook voor risicogroepen, raadpleeg de aanbevelingen van de Hoge Gezondheidsraad.
[2] Stevenson-Leggett P, et al. Investigation of Influenza A(H5N1) Virus Neutralization by Quadrivalent Seasonal Vaccines, United Kingdom, 2021-2024. Emerg Infect Dis. 2025 Jun;31(6):1202-1206. doi: 10.3201/eid3106.241796. PMID: 40439507; PMCID: PMC12123933.
- V8. Welke groepen lopen een verhoogd risico op blootstelling?
-
Risicogroepen omvatten personen[1] die direct of indirect contact hebben met een besmet dier, diens uitscheidingen of de omgeving ervan (bijvoorbeeld stof), zonder de juiste technische en organisatorische beschermingsmaatregelen te volgen. Deze groep omvat personen die:
Blootgesteld zijn aan dieren[2] en hun omgeving, waaronder:
- Landbouwers, in het bijzonder zij die kippen, varkens of marterachtigen houden, inclusief hun familieleden die op het bedrijf wonen
- Dierenartsen en andere professionals die beroepsmatig worden blootgesteld aan besmette dieren
- Personen die betrokken zijn bij het reinigen van besmette zones na ruimingsoperaties of die worden blootgesteld aan dierlijke uitwerpselen of afscheidingen, vooral tijdens schoonmaak, afvalverwerking of in achtertuinen met gebrekkige bioveiligheidsmaatregelen
- Jagers, vrijwilligers of personeel dat in contact komt met wilde dieren of hun kadavers
- Bosarbeiders die mogelijk in contact komen met zieke of dode dieren
- Werknemers in de vleesverwerkingsindustrie, vooral zij die levende of pasgeslachte dieren hanteren
Blootgesteld zijn aan geïsoleerde virussen en positieve stalen, waaronder:
- Laboratoriumpersoneel dat werkt met stalen die positief testen op zoönotische influenzavirussen
- Volksgezondheidsprofessionals, inspecteurs (bv. FAVV) en anderen die betrokken zijn bij dier- en mensenscreening en staalafname
Blootgesteld zijn tijdens patiëntenzorg en staalafname, waaronder:
- Zorgverleners die patiënten behandelen met een bevestigde infectie met een zoönotisch influenzavirus
- Nauwe contacten van geïnfecteerde patiënten, in het bijzonder in zorginstellingen of thuissituaties
Gereisd hebben naar regio’s met een hoge viruscirculatie, waaronder:
- Personen die wonen of reizen in gebieden waar H5N1 of andere subtypes van zoönotische influenza ruim circuleren, vooral om beroepsmatige redenen. Het risico is bijzonder hoog in markten met levend pluimvee (‘live’ of ‘wet markets’), waar veel vogels onder stressvolle, dichtbevolkte omstandigheden worden gehouden en geslacht.
[1] Deze risicogroepen kunnen wijzigen op basis van potentiële risicobeoordelingen van het ECDC of van RAG en RAG-V-EZ.
[2] Dieren waarvan bekend is dat ze vatbaar zijn voor zoönotische influenza zijn onder andere (maar niet uitsluitend): wilde vogels als primaire reservoir voor aviaire influenzavirussen, pluimvee, wilde zoogdieren (zoals vossen, vleermuizen, …), inclusief zeezoogdieren zoals zeehonden, landbouwdieren zoals varkens, pelsdieren (nertsen, fretten), runderen (runderen, geiten, alpaca’s, paarden), en gedomesticeerde zoogdieren zoals huisdieren (katten en honden).
- V9. Wat zijn de symptomen en complicaties van zoönotische influenza?
-
De eerste symptomen van infectie met zoönotische influenzavirussen lijken op die van seizoensgriep: koorts, hoest en andere tekenen van een luchtweginfectie. Gastro-intestinale symptomen en neurologische symptomen (waaronder encefalitis van onbekende oorsprong) kunnen ook optreden.
Conjunctivitis is vaak gemeld bij recente gevallen van zoönotische influenza A(H5)-virusinfectie in de Verenigde Staten die verband hielden met besmette runderen. Dit werd waarschijnlijk veroorzaakt door het per ongeluk inbrengen van het virus in het oog via manueel contact tijdens het melken van runderen.
De ernst van de ziekte — met onder meer longontsteking, acuut respiratoir distress-syndroom (ARDS) en multi-orgaanfalen — kan afhangen van de betrokken virussubtypen en individuele risicofactoren (zoals immunosuppressie, leeftijd boven de 65 jaar, chronische luchtweg- of hartziekten, enz.[1]).
[1] European Center for disease prevention and control. Swine-origin triple reassortant influenza A(H3N2) viruses in North America [Internet]. Disponible sur: https://www.ecdc.europa.eu/en/publications-data/swine-origin-triple-reas…
- V10. Wat doe ik als ik vermoed dat mijn patiënt geïnfecteerd is met influenza van dierlijke oorsprong?
-
Als een patiënt is blootgesteld aan geïnfecteerde, zieke of dode dieren en symptomen vertoont die overeenkomen met zoönotische influenza, is het wettelijk verplicht om zo snel mogelijk de Gewestelijke Gezondheidsautoriteiten (GGA) te informeren (zie bijlage voor contactgegevens) zodra er een klinische verdenking bestaat. Wacht niet op een testbevestiging.
De GGA zal beoordelen of isolatie, laboratoriumonderzoek ter bevestiging, contactonderzoek, antivirale profylaxe na blootstelling of antivirale behandeling nodig is.
- V11. Wat doe ik als iemand blootgesteld is aan een geïnfecteerd dier met influenzavirus?
-
Als een persoon is blootgesteld, zullen de gewestelijke gezondheidsautoriteiten (GGA) het blootstellingsrisico en de aanwezigheid van symptomen beoordelen.
- Als de persoon is blootgesteld en symptomen vertoont, zie vraag 10.
- Als de persoon geen symptomen heeft:
- Meld dit aan de GGA (zie bijlage voor contactgegevens)
- Persoon moet zichzelf monitoren voor de eventuele ontwikkeling van symptomen gedurende een periode van 14 dagen na de laatste blootstelling aan het geïnfecteerde dier. Indien de persoon symptomen ontwikkelt, moet die de GGA contacteren.
- Afhankelijk van het niveau van het blootstellingsrisico kan een asymptomatisch persoon in aanmerking komen voor profylaxe na blootstelling. Indien van toepassing zal de GGA rechtstreeks contact opnemen om de volgende stappen toe te lichten.
- Asymptomatisch blootgestelde personen kunnen op vrijwillige basis deelnemen aan een Belgisch piloot surveillance onderzoek genaamd ZOOIS, waarbij asymptomatische personen die aan geïnfecteerde dieren zijn blootgesteld, worden getest. De werving van deelnemers verloopt via de aangewezen GGA (zie bijlage voor contactgegevens).
- V12. Wat doe ik als iemand is blootgesteld aan een bevestigd humaan geval van zoönotische influenza?
-
Als onderdeel van de investigatie zal de Gewestelijke Gezondheidsautoriteit (GGA) contactonderzoek starten om alle personen die risico lopen en contact hebben gehad met het bevestigde humane geval te identificeren.
De GGA zal contact opnemen met alle geïdentificeerde contacten en passende beheersmaatregelen uitvoeren, waaronder het monitoren van symptomen. Dit kan ook testen, quarantaine en antivirale profylaxe na blootstelling omvatten, afhankelijk van het niveau van blootstelling.
Als iemand is blootgesteld aan een bevestigd humaan geval van zoönotische influenza en nog geen contact heeft gehad met de GGA, wordt die persoon geadviseerd zelf contact op te nemen met de lokale GGA voor verdere richtlijnen (zie bijlage voor contactgegevens).
- V13. Welke persoonlijke beschermingsmiddelen (PBM) moet ik dragen?
-
De keuze van PBM hangt af van de graad van blootstelling.
De aanbevolen PBM voor de verzorging van opgenomen patiënten of tijdens het uitvoeren van aerosol-genererende procedures, omvatten:
- een goed passend FFP2- of FFP3-masker
- een beschermjas
- handschoenen
- oogbescherming
Tijdens het uitvoeren van een nasofaryngeale wisser kan PBM beperkt worden tot een goed passend FFP2/3 masker, oogbescherming en handschoenen.
Aanbevolen richtlijn: European Centre for Disease Prevention and Control. Considerations for infection prevention and control in relation to respiratory viral infections in healthcare settings. 6 februari 2023. ECDC: Stockholm; 2023.
https://www.ecdc.europa.eu/sites/default/files/documents/Considerations%… - V14. Welke tests moet ik uitvoeren om de diagnose te bevestigen?
-
De gouden standaard voor de detectie en identificatie van zoönotische influenza in ademhalingsmonsters is RT-qPCR. Het wordt aangeraden om, indien mogelijk, op de dag van het begin van de symptomen te testen met behulp van een neus-keelmonster of een combinatie van neus- en keelmonsters. Bij conjunctivitis kan ook een conjunctivale spoeling worden genomen.
Als de patiënt is opgenomen in het ziekenhuis en het neus-keelmonster negatief is, kan bronchoalveolair spoelvocht worden afgenomen voor verder onderzoek. Het verzamelen van monsters moet in een ziekenhuisomgeving gebeuren en niet in een huisartsenpraktijk.
Serologie wordt niet aanbevolen als routine diagnostisch hulpmiddel voor zoönotische influenza. Het kan echter nuttig zijn in bepaalde gevallen, bijvoorbeeld wanneer het begin van de symptomen langer dan 14 dagen geleden is, of om ware infecties te onderscheiden van contaminatie van de mucosa vanuit het milieu. De beperkingen van serologische tests moeten in acht worden genomen, waaronder mogelijke kruisreacties tussen subtypen of lineages van subtypen. Indien serologische tests worden uitgevoerd, moeten acute-fase serummonsters worden genomen bij blootstelling en 2-4 weken na het begin van de symptomen om seroconversie vast te stellen.
Elk staal dat wordt afgenomen bij een verdachte patiënt moet worden gestuurd naar het Nationaal Referentiecentrum (NRC) voor Respiratoire Pathogenen (zie vraag 15).
Sinds 01.01.2025 zijn het voormalige NRC voor Respiratoire Pathogenen en het NRC voor Influenza samengevoegd tot één uitgebreid NRC voor Respiratoire Pathogenen, gecoördineerd door UZ Leuven/KU Leuven.
- V15. Hoe stuur ik het staal naar het Nationaal Referentiecentrum voor ademhalingspathogenen?
-
Elk staal dat wordt afgenomen bij een verdachte of bevestigde humane geval moet worden gestuurd naar het Nationaal Referentiecentrum (NRC) voor Respiratoire Pathogenen.
Tel: 02/ 373.31.11
T.a.v. Nationaal Referentiecentrum voor Respiratoire Pathogenen
Viral diseases – Sciensano
Engelandstraat 642
1180 Brussel – België
Contact: respivir@sciensano.beSinds 01.01.2025 zijn het voormalige NRC voor Respiratoire Pathogenen en het NRC voor Influenza samengevoegd tot één uitgebreid NRC voor Respiratoire Pathogenen, gecoördineerd door UZ Leuven/KU Leuven.
Toch moeten alle influenzamonsters, inclusief vermoedelijke zoönotische influenza, nog steeds naar de Sciensano-locatie op bovenstaand adres worden gestuurd.Stalen voor transport moeten worden geplaatst in lekvrije, drievoudige staalzakken, die een apart afsluitbaar vak voor het staal bevatten (d.w.z. een plastic biohazard monsterzak).
Personeel dat stalen transporteert, moet getraind zijn in veilige omgang en ontsmettingsprocedures bij morsen. Het laboratorium moet telefonisch op de hoogte worden gebracht zodra het staal onderweg is. De tijd tussen het nemen van het staal en de aflevering in het laboratorium moet zo kort mogelijk zijn. Voor verzending moeten stalen worden bewaard bij +/-4°C.Stalen moeten altijd vergezeld gaan van een ingevuld analyse-aanvraagformulier. Speciale aandacht moet worden besteed aan het invullen van gegevens over mogelijke contacten met dieren, symptomen en epidemiologische verbanden.
- V16. Wat doe ik als de patiënt gehospitaliseerd moet worden?
-
Indien nog niet gedaan, meld dan aan de verantwoordelijke Gewestelijke Gezondheidsautoriteit dat u een vermoeden heeft van een geval van zoönotische influenza. Ernstige gevallen die hospitalisatie vereisen (bijvoorbeeld voor zuurstoftoediening) moeten worden opgenomen in ziekenhuizen die beschikken over een beschikbare isolatiekamer met negatieve druk en een sluis, zoals die gebruikt worden voor gehospitaliseerde patiënten met open longtuberculose.
- V17. Wat is de behandeling van zoönotische influenza bij mensen?
-
Oseltamivir is het aanbevolen antivirale middel van eerste keuze. De aanbevolen dosering van orale oseltamivir voor volwassenen en kinderen ouder dan 13 jaar* is: 75 mg oraal, twee keer per dag, gedurende 5 dagen. Oseltamivir kan worden toegediend aan zwangere en zogende vrouwen en aan kinderen, inclusief pasgeborenen.
De behandeling moet zo vroeg mogelijk worden gestart bij bevestigde gevallen, binnen 24-48 uur na het begin van de symptomen.
*Voor kinderen van 1 tot 12 jaar:
- Lichaamsgewicht <10 kg: 3 mg/kg oraal, twee keer per dag gedurende 5 dagen;
- Lichaamsgewicht 10-15 kg: 30 mg oraal, twee keer per dag gedurende 5 dagen;
- Lichaamsgewicht 15-23 kg: 45 mg oraal, twee keer per dag gedurende 5 dagen;
- Lichaamsgewicht 23-40 kg: 60 mg oraal, twee keer per dag gedurende 5 dagen;
- Lichaamsgewicht >40 kg: 75 mg oraal, twee keer per dag gedurende 5 dagen.
Bijlage — Contactgegevens van de regionale gezondheidsautoriteiten voor meldingen
Departement Zorg — Vlaanderen |
|
AVIQ — Wallonië |
Direction Surveillance des Maladies Infectieuses de l’AVIQ
|
Vivalis — Brussel |
Cellule de Médecine préventive et gestion des risques sanitaires de Vivalis
Buiten de kantooruren wordt u doorgeschakeld naar de wachtdienst van de gezondheidsbewaking. Indien rechtstreeks contact met een arts nodig is: |
Ministerium der. Deutschsprachigen Gemeinschaft |
Hygieneinspektion der Deutschsprachigen Gemeinschaft
|