HIV-diagnose bij pasgeborenen van HIV-seropositieve moeders

Last updated on 27-8-2025 by Marion Montourcy

Richtlijnen voor de diagnose van hiv bij pasgeborenen van moeders die met hiv leven, opgesteld door de Belgische werkgroep van deskundige hiv-gezondheidswerkers (waaronder ARL, kinderartsen, infectiologen, gynaecologen, vroedvrouwen en virologen). Uitgebreide informatie kan u terugvinden in het document “Management of pregnancy in WLWH: Belgian guidelines” op de website van BREACH.

Doel van de test

Identificatie van een mogelijke hiv-infectie bij pasgeborenen van moeders die met hiv leven (overdracht van moeder op kind), zodat indien nodig tijdig correctieve maatregelen kunnen worden genomen.

Beschrijving van de test

Detectie van hiv-DNA en hiv-RNA in het bloed van deze pasgeborenen.

Omdat maternale antilichamen passief op de zuigeling worden overgedragen, kunnen hiv- antilichaamtesten niet worden gebruikt om een infectie vast te stellen vóór de leeftijd van 18 tot 20 maanden. Om dit probleem te ondervangen wordt een teststrategie (PCR of andere) gebruikt die rechtstreeks de aanwezigheid van vrij virus in plasma (hiv-RNA) en met virus geïnfecteerde cellen (hiv-proviraal-DNA) aantoont. Hiv-RNA en hiv-proviraal-DNA kunnen worden opgespoord in twee afzonderlijke testen of in één enkele totale nucleïnezuurtest.

Voorschrijving van de test

De test voor de diagnose van hiv bij kinderen <18 maanden kan worden aangevraagd door de gynaecoloog bij de geboorte of door de kinderarts die belast is met de opvolging van de zuigeling. Het is absoluut noodzakelijk om aan uw ARL de identiteit en de hiv-1- of hiv-2-status van de moeder mee te delen.

Indicaties voor de test

Kinderen geboren van moeders met een bekende hiv-infectie worden ingedeeld in drie risicogroepen, met de bijbehorende noodzakelijke tests.

Als de hiv-1 of hiv-2 status van de moeder onbekend is en zij niet getest kan worden, moet eerst de serologische hiv-antilichaamstatus van het kind bepaald worden. Als de serologie reactief is, moet het volgende schema toegepast worden.

Aanbeveling voor de opvolging van kinderen geboren van moeders die met hiv leven, in afwezigheid van borstvoeding:

  Laag risico Matig risico Hoog risico
Definitie Volledige virale onderdrukking vóór en tijdens de zwangerschap Virale lading van de moeder detecteerbaar op enig moment tijdens de zwangerschap, maar <50 kopieën/mL vóór de bevalling Virale lading van de moeder bekend of vermoedelijk >50 kopieën/mL bij de bevalling 
Neonatale opvolging zonder borstvoeding DNA + RNA test
  • Bij de geboorte (0-2 dagen)
  • 6 weken
  • 12 weken

EN

Serologische screen test (hiv-antigeen + antilichaam) op ≥20 maanden

DNA + RNA test
  • Bij de geboorte (0-2 dagen)
  • 6 weken
  • 12 weken

Minstens 2 testen na stopzetting van antiretrovirale profylaxe*, met ≥4 weken ertussen

EN

Serologische screen test (hiv-antigeen + antilichaam) op ≥20 maanden

DNA + RNA testing
  • Bij de geboorte (0-2 dagen)
  • 2 à 3 weken
  • 6 weken
  • 12 weken
  • 6 maanden**

Minstens 2 testen na stopzetting van antiretrovirale profylaxe*, met ≥4 weken ertussen

 EN

Serologische screen test (hiv-antigeen + antilichaam) op ≥20 maanden

*Informatie betreffende de preventieve behandeling is te vinden in het document “Management of pregnancy in WLWH: Belgian guidelines” op de BREACH website.

**De extra test op 6 maanden is noodzakelijk vanwege de halfwaardetijd van de medicatie, aangezien elk resterende medicatie nog steeds een mogelijke infectie kan maskeren die onopgemerkt blijft bij nucleïnezuurtesten.

 

Kinderen die borstvoeding krijgen van moeders die met hiv leven

In België wordt borstvoeding niet aanbevolen voor zuigelingen van moeders die met hiv leven. Maar als toch wordt besloten om borstvoeding te geven, wordt begeleiding en multidisciplinaire opvolging aangeboden. Alle informatie over de aanbevelingen tijdens deze borstvoedingsperiode is te vinden in het document “Management of pregnancy in WLWH: Belgian guidelines” op de BREACH website.

Aanbeveling voor de opvolging van kinderen die borstvoeding krijgen van moeders die met hiv leven:

  Laag risico Matig risico Hoog risico
Definitie Volledige virale onderdrukking vóór en tijdens de zwangerschap Virale lading van de moeder detecteerbaar op enig moment tijdens de zwangerschap, maar <50 kopieën/mL vóór de bevalling Virale lading van de moeder bekend of vermoedelijk >50 kopieën/mL bij de bevalling 
Neonatale opvolging met borstvoeding DNA + RNA test
  • Bij de geboorte (0-2 dagen)
  • elke 6 weken gedurende borstvoeding
  • elke 6 weken tot 3 maand na stop borstvoeding

Serologische screen test (hiv-antigeen + antilichaam) op ≥20 maanden

DNA + RNA test
  • Bij de geboorte (0-2 dagen)
  • elke 6 weken gedurende borstvoeding
  • elke 6 weken tot 3 maand na stop borstvoeding

Serologische screen test (hiv-antigeen + antilichaam) op ≥20 maanden

Borstvoeding wordt NIET aanbevolen en wordt TEN ZEERSTE AFGERADEN.

Maar als toch wordt besloten om borstvoeding te geven, geldt hetzelfde testschema als bij een matig risico.

Beperkingen van de test

Bloedafname kan bij een pasgeborene een uitdaging zijn. Als het ARL onvoldoende volume ontvangt, kan het staal verdund worden voor de test, waardoor de gevoeligheid van de test voor dit staal afneemt.

Afname van navelstrengbloed bij de geboorte moet vermeden worden omdat besmetting met bloed van de moeder niet kan worden uitgesloten.

In geval van hiv-1 groep O of hiv-2 infectie van de moeder moet de pasgeborene op dit specifieke virus worden getest. Deze RNA en DNA bepalingen zijn beschikbaar, maar vereisen specifieke testen. Neem contact op met uw ARL voor meer informatie.

Praktische instructies en richtlijnen

Om een hiv-diagnose bij pasgeborenen van moeders die met hiv leven uit te voeren:

  1. Collecteer bloed in een EDTA-tube door middel van een venapunctie (5 à 10 ml).
  2. Vraag een hiv-DNA en RNA-PCR aan. 
  3. Bewaar de tube bij kamertemperatuur en stuur deze zo snel mogelijk naar een klinisch laboratorium. Bewaar bij 2-8°C indien vervoer niet binnen één dag kan worden geregeld.

Resultaten van de test

Wanneer geen hiv-RNA en/of DNA wordt aangetoond, is er vermoedelijk geen infectie. Maar alleen na uitvoering van de volledige bovengenoemde schema’s en zonder de aanwezigheid van enige klinische symptomen wordt infectie uitgesloten.

Wanneer hiv-RNA en/of DNA wordt aangetoond, wordt infectie vermoed. Het ARL zal contact opnemen met de voorschrijver voor een klinische bevestiging alvorens de testresultaten vrij te geven. 

  • Stuur zo spoedig mogelijk een nieuw staal naar uw klinisch laboratorium, om staal-/labelfouten en contaminaties uit te sluiten.
  • Verwijs de patiënt na bevestiging van de hiv-infectie naar een kinderarts die gespecialiseerd is in hiv-zorg.

Wanneer een onbeslist (onbepaald) resultaat wordt verkregen, wordt een hiv-infectie noch uitgesloten, noch verdacht. Onbesliste testresultaten wijzen op een mogelijke detectie van hiv-RNA/DNA maar buiten de criteria voor een positief resultaat.

Het ARL zal contact opnemen met de voorschrijver voor een klinische bevestiging alvorens de testresultaten vrij te geven. 

Stuur zo spoedig mogelijk een nieuw staal naar uw klinisch laboratorium, om staal-/labelfouten en contaminaties uit te sluiten.

Neem voor meer details contact op met ARL van uw keuze.

QR code

QR code for this page URL