Het jaar 2020 werd gekenmerkt door 3 belangrijke dodelijke gebeurtenissen: de twee golven van de COVID-19-epidemie en de hittegolf van augustus. Die hebben geleid tot 17.966 extra doden.
Oversterfte in 2020
De tol voor 2020 is zwaar, met in totaal meer dan 126.000 sterfgevallen in het afgelopen jaar. Sciensano schat dat er 17.966 extra doden zijn gevallen, of 16,6% bovenop de 108.000 verwachte sterfgevallen voor 2020.
In de jaren 2015 tot en met 2019 kenden we ook een oversterfte als gevolg van hittegolven en griep, maar met een gemiddeld percentage van 2% per jaar was de oversterfte toen was veel gematigder.
De extra sterfte in 2020 kan worden verklaard door het aantal sterfgevallen als gevolg van COVID-19 (19.620 sterfgevallen in 2020) en door de oversterfte tijdens de hittegolf in augustus (1.503 extra sterfgevallen tussen 5 en 20 augustus 2020).
Statbel, het Belgische statistiekbureau, publiceerde zojuist ook gedetailleerde sterftecijfers voor 2020. Die zijn beschikbaar via hun website.
Vergelijking van oversterfte per golf van de COVID-19-epidemie
In de weken tijdens de COVID-golven waarin de oversterfte statistisch significant was in België (met name de periode van week 13 tot 18 van de eerste golf en de periode van week 43 tot 52 van de tweede golf), bleek op basis van de berekende voorspellingen van Be-MOMO (Belgian Mortality Monitoring) dat de oversterfte in de eerste periode hoger was dan in de tweede periode.
Tijdens de eerste periode was de oversterfte zeer snel, hoog en geconcentreerd gedurende 6 weken, terwijl deze tijdens de tweede periode gematigder was en over 10 weken verspreid.
We zagen gemiddeld 1310 extra sterfgevallen per week tijdens de eerste periode, vergeleken met 806 tijdens de tweede periode. Er waren gemiddeld 188 sterfgevallen per dag door COVID-19 tijdens de eerste periode, vergeleken met 127 tijdens de tweede periode.
Over deze respectieve perioden ligt het cumulatief aantal sterfgevallen gelinkt aan COVID-19 zeer dicht bij het aantal extra sterfgevallen. Tijdens de eerste periode van oversterfte waren er 7.910 COVID-19-sterfgevallen en 7.858 extra sterfgevallen (62% oversterfte). Daarentegen werden tijdens de tweede periode 8.863 COVID-19-sterfgevallen gerapporteerd en waren er 8.056 extra sterfgevallen (37% extra sterfte).
Het is normaal dat de oversterfte lager ligt dan het aantal COVID-19-sterfgevallen omdat ook rekening moet worden gehouden met de invloed van de epidemie op veelvoorkomende doodsoorzaken. Het is aannemelijk dat de lockdowns het aantal sterfgevallen als gevolg van verkeersongevallen, sport, het nachtleven of arbeidsongevallen heeft doen dalen. Het is echter niet uitgesloten dat andere doodsoorzaken tijdens de pandemie in mindere mate zijn toegenomen. Het is ook mogelijk dat een klein deel van de mensen die stierven aan COVID-19 in hetzelfde jaar aan een andere oorzaak zouden gestorven zijn.
Regionale bijzonderheden
Tijdens de eerste periode werden mensen ouder dan 84 het meest getroffen. Dat zien we op nationaal niveau ook tijdens de tweede periode. Op regionaal niveau zien we in Wallonië en Brussel echter meer oversterfte in de leeftijdsgroep van 65-84 jaar.
Terwijl de oversterfte in de eerste golf van de epidemie sterk vergelijkbaar was tussen regio’s, zien we voor de tweede periode enkele specifieke elementen. De oversterfte begon eerst in Wallonië, vervolgens in Brussel en tenslotte in Vlaanderen. De periode van oversterfte tijdens de tweede golf duurde minder lang in Brussel (6 weken tegenover 9 weken in Vlaanderen en Wallonië). In Brussel is de duur van de tweede oversterfteperiode op een week na gelijk aan die in de eerste golf van de epidemie. Gemiddeld waren er in de eerste periode bijna twee keer zoveel extra sterfgevallen per week dan in de tweede periode in Vlaanderen en Brussel, terwijl het verschil kleiner is voor Wallonië.
Title Text: Mortaliteitscurve Vlaanderen |
Title Text: Mortaliteitscurve Wallonië |
Title Text: Mortaliteitscurve Brussel |
Het is niet uitgesloten dat de voorspellingen van de oversterfte tijdens de tweede golf van de epidemie enigszins vertekend zijn, en dat het uiteindelijke effect van de pandemische context (seizoensgriepseizoen bijna afwezig, afname van andere luchtweginfecties, lockdown, …) op de oversterfte leidt tot een onderschatting van de oversterfte. Het aantal niet-COVID-19-sterfgevallen is waarschijnlijk lager dan verwacht, maar wordt gecompenseerd door COVID-19-sterfgevallen. Deze hypothese moet echter eerst verder worden geverifieerd, wanneer (over enkele jaren) de precieze doodsoorzaken bekend zullen zijn.
Periode van oversterfte tijdens de 2 golven van de COVID-19 epidemie |
Vlaanderen |
|||
Aantal weken van oversterfte (periode) |
Aantal bijkomende overlijdens (per week) |
Oversterfte |
Aantal COVID-19 overlijdens |
|
Periode 1 |
5 (week 13 t.e.m. 17) |
3 541 (708 / week) |
57,5 % |
3 506 |
Periode 2 |
9 (week 44 t.e.m. 52) |
3 357 (373 / week) |
30 % |
4 200 |
Periode van oversterfte tijdens de 2 golven van de COVID-19 epidemie |
Wallonië |
|||
Aantal weken van oversterfte (periode) |
Aantal bijkomende overlijdens (per week) |
Oversterfte |
Aantal COVID-19 overlijdens |
|
Periode 1 |
5 (week 13 t.e.m. 17) |
2 785 (557 / week) |
78,5 % |
2 568 |
Periode 2 |
9 (week 42 t.e.m. 50) |
3 897 (433 / week) |
60,6 % |
3 362 |
Periode van oversterfte tijdens de 2 golven van de COVID-19 epidemie |
Brussel |
|||
Aantal weken van oversterfte (periode) |
Aantal bijkomende overlijdens (per week) |
Oversterfte |
Aantal COVID-19 overlijdens |
|
Periode 1 |
5 (week 13 t.e.m. 17) |
1 231 (246 / week) |
127 % |
1 135 |
Periode 2 |
6 (week 43 t.e.m. 48) |
673 (112 / week) |
58 % |
743 |
Periode van oversterfte tijdens de 2 golven van de COVID-19 epidemie |
België |
|||
Aantal weken van oversterfte (periode) |
Aantal bijkomende overlijdens (per week) |
Oversterfte |
Aantal COVID-19 overlijdens |
|
Periode 1 |
6 (week 13 t.e.m. 18) |
7 858 (1 310 / week) |
62 % |
7 910 |
Periode 2 |
10 (week 43 t.e.m. 52) |
8 056 (806 / week) |
37 % |
8 863 |
Analyses op basis van de extractie van 9 januari van de gegevens over sterfte door alle oorzaken en van 13 januari 2021 voor de gegevens over COVID-19-sterfte. De gegevens worden afzonderlijk per regio geanalyseerd, wat verklaart dat de som van de regio’s niet overeenkomt met het totaal voor België. De oversterfte is ook afhankelijk van de variantie van de dataset. Daarom is het aantal statistisch significante weken oversterfte voor België groter dan voor de afzonderlijke regio’s (respectievelijk 6 en 10 weken in België vergeleken met 5 en 9 weken in de regio’s).