EMERDIA-H5 II - Ontwikkeling van experimentele modellen om de biologie van recente H5Nx hoogpathogene aviaire influenzavirussen (HPAI-virussen) beter te begrijpen en om de opsporing en de controle ervan te verbeteren

Last updated on 14-12-2022 by Pierre Daubresse
Projectduur:
januari 16, 2019
-
januari 15, 2022

In het kort

Aan het einde van de 20e eeuw ontstond een hoogpathogeen (HP) H5N1-vogelgriepvirus. Het kon infecteren en zich wereldwijd verspreiden via wilde watervogels. Veel hoogpathogene H5-vogelgriepvirussen die afkomstig zijn van deze bron vormden een rechtstreekse bedreiging voor de pluimveesector en sommige varianten waren zelfs gevaarlijk voor de mens. Dit project heeft als doel om beter te begrijpen hoe een HP H5-variant zich verspreidt bij vogels, na punctuele inbrenging. Er zullen ook instrumenten worden ontwikkeld om de expertise van het nationaal referentielaboratorium (NRL) te vergemakkelijken en te optimaliseren.

Projectbeschrijving

Aan het einde van de 20e eeuw ontstond een hoogpathogeen H5-virus dat wilde watervogels infecteerde. Als gevolg hiervan kon het hoogpathogene virus direct pluimveestapels besmetten zonder dat het zich hoefde aan te passen van lage naar hoge pathogeniteit. De wilde migratie van vogels die met de HP H5-virussen waren geïnfecteerd, resulteerde in een wereldwijde verspreiding van deze virussen. Na zijn opkomst evolueerde de H5N1-gans/Guangdong-ouderstam door genetische drift en verschuiving in een groot aantal verschillende clades en subclades, met variërende pathogeniciteit en gastheerspectrum.

Sinds 2010 verschenen er verschillende subtypes van de clade 2.3.4.4-virussen, zoals H5N2-, H5N3-, H5N6- en H5N8-stammen die hetzelfde hemagglutinine (H) delen, maar verschillen in hun neuraminidase (N) als gevolg van recombinatie met lokaal circulerende aviaire influenzavirussen. Deze stammen verspreidden zich geleidelijk vanuit Azië naar Europa, Afrika (H5N1, H5N6 en H5N8) en zelfs Noord-Amerika (H5N1, H5N2 en H5N8). In 2017 werd België geconfronteerd met twee golven van introducties van het clade 2.3.4.4.b-virus, voornamelijk bij wilde vogels en hobbyvogels.

Om de kans op een rechtstreekse introductie van hoogpathogene aviaire influenzavirussen via wilde vogels in pluimveestapels, in plaats van het ontstaan van een LPAI-H5-virus via genetische drift, te verkleinen, is een betere monitoring en bescherming van onze pluimveestapels noodzakelijk.

Eerst en vooral is een beter inzicht in de verspreiding van HP H5 in een pluimveestapel na directe punctuele HP H5-inbrenging essentieel om de wetenschappelijke kennis te vergroten en de huidige aanpak van monitoring en controle voor HP H5-virussen te verbeteren. In deze context beoogt dit project de ontwikkeling van een experimenteel model van punctuele inbrenging van HPH5Nx bij behandelingsnaïeve en voorgeïmmuniseerde pluimveestapels van verschillende soorten. Dit zal ons in staat stellen om de eventuele stille circulatie te bestuderen bij vogels zonder pre-immuniteit door endemische situaties of vaccinatie.

Daarnaast zal de impact op de productie en infectie van eieren worden beoordeeld. Er zullen hulpmiddelen worden ontwikkeld om recente infecties te identificeren zodat het mogelijk wordt om laagpathogene (LP) van hoogpathogene H5-pathotypes te onderscheiden en om virologische staalafname in het veld te vergemakkelijken. Al deze acties moeten het nationaal referentielaboratorium toelaten om zich gemakkelijker aan te passen aan veranderende epidemiologische situaties, zijn expertise uit te breiden en de instanties te ondersteunen die belast zijn met de bescherming van de pluimveesector.

Projectonderzoekers van Sciensano

Diensten die aan dit project werken

Geassocieerde gezondheidsonderwerpen

QR code

QR code for this page URL