In het kort
In de periode maart 2021-april 2022 ontving een willekeurig gekozen groep van de volwassen bevolking in België in het kader van de coronacrisis een gezondheidsvragenlijst en een staalnamepakket om bij zichzelf een speekselstaal af te nemen. Vervolgens onderzocht Sciensano deze stalen om de prevalentie van antistoffen tegen het coronavirus in de algemene bevolking te bepalen.
Projectbeschrijving
Het doel van de studie was om informatie te verstrekken over de prevalentie van personen met antistoffen tegen het coronavirus in de algemene Belgische volwassen bevolking en te bestuderen in welke mate deze prevalentie varieerde in functie van de gezondheidsstatus en levensstijlkenmerken (bv. chronische ziekten, rookgedrag, BMI,…). Om de evolutie van de aanwezigheid van antilichamen in de tijd te volgen, werd de gegevensverzameling bij dezelfde personen na ongeveer 3 en 6 maanden herhaald. Op die manier konden ook mogelijke veranderingen in de aanwezigheid van antilichamen tegen het coronavirus worden bestudeerd, rekening houdend met de vaccinatiestatus van de personen.
De prevalentie van antistoffen tegen het coronavirus werd bepaald in een toevallige steekproef van de algemene volwassen bevolking in België. Hieronder vielen dus ook personen die geen contact hadden met gezondheidsdiensten. De studie was complementair aan andere seroprevalentiestudies in België die focusten op specifieke groepen (bloeddonoren, schoolkinderen, gezondheidswerkers, rusthuisbewoners).
Indien de deelnemers van het onderzoek hiervoor hun toestemming hadden geven, stockeerde Sciensano hun speekselstalen in de biobank van Sciensano. Deelnemers konden ook aangeven of de gegevens die in deze studie werden verzameld op gecodeerde wijze konden worden gekoppeld met gegevens van administratieve en klinische gegevensbanken voor verder wetenschappelijk onderzoek.
De belangrijkste onderzoeksvragen van de studie waren als volgt:
- Hoe evolueerde de prevalentie van antistoffen tegen het coronavirus tijdens de studieperiode in de algemene bevolking, de gevaccineerde bevolking en de niet-gevaccineerde bevolking ?
- Welke socio-demografische en gezondheidsgerelateerde kenmerken waren geassocieerd met een positief testresultaat, in de algemene populatie, de gevaccineerde populatie en de niet-gevaccineerde bevolking?
- In welke mate werd het resultaat van personen die eerst een positief testresultaat hadden in een volgende ronde van het onderzoek negatief en welke factoren waren geassocieerd met deze verandering ?
De resultaten van deze studie gaven nuttige informatie aan de Belgische beleidsmakers om de impact van de vaccinatiestrategie en de verschillende COVID-19 golven op de aanwezigheid van antistoffen tegen het coronavirus in de bevolking in te schatten. Daarnaast leverde de studie nuttige onderzoeksgegevens op om inzicht te krijgen in verschillende aspecten van de epidemie.
Resultaten
De belangrijkste resultaten van de studie worden hieronder samengevat.
- De prevalentie van antistoffen tegen het coronavirus in speeksel in de volwassen bevolking in België steeg tussen april 2021 en maart 2022 van 25,1% naar 92,3%. Deze toename was voornamelijk het gevolg van de vaccinatiecampagne. Op 31 maart 2022 had 89% van de volwassen bevolking een eerste vaccinatiedosis ontvangen.
- De prevalentiecijfers van antistoffen in de algemene bevolking lagen iets lager dan deze prevalentiecijfers bij bloeddonoren.
- Bij de gevaccineerden steeg de prevalentie van antistoffen tussen april 2021 en maart 2022 van 92,5% tot 99,9%.
- De piek van de seroprevalentie die eind maart 2022 werd bereikt was in overeenstemming met de toename van infecties tijdens de 4e en 5e COVID-golf die werd waargenomen via de klassieke surveillancesystemen in België. De serorevalentiegraad overtrof toen de vaccinatiegraad in de bevolking.
- Bij de niet-gevaccineerde bevolking werd een eerste toename van de prevalentie van antistoffen tegen het coronavirus waargenomen in de periode april-juli 2021 (van 16,6% tot 21,9%), maar in de daaropvolgende maanden werd geen verdere toename geconstateerd. Het aantal niet-gevaccineerden in onze studie was op dit moment echter te klein om dit met precisie te kunnen beoordelen.
- In de algemene bevolking was de prevalentie van antistoffen tegen het coronavirus aanzienlijk hoger bij vrouwen dan bij mannen. Dit was vooral het geval bij de gevaccineerde personen.
- In de gevaccineerde populatie was de prevalentie van antistoffen tegen het coronavirus significant lager bij mensen van 65 jaar en ouder en bij mensen met een chronische ziekte dan bij respectievelijk jongere mensen en mensen zonder chronische ziekte.
- Onder gevaccineerde mensen werd een hogere prevalentie van antistoffen tegen het coronavirus gevonden bij mensen met ten minste een bachelordiploma (vergeleken met mensen met een middelbare opleiding of lager) en bij mensen die met anderen samenwonen (vergeleken met mensen die alleen wonen).
- In de niet-gevaccineerde populatie hadden rokers een lagere prevalentie van antistoffen tegen het coronavirus dan niet-rokers, ook wanneer werd gecorrigeerd voor vroegere bekende COVID-19-infectie.
- Seroreversie, het verlies van meetbare antistoffen tegen het coronavirus, was zeldzaam bij gevaccineerden, zelfs als zij hun laatste dosis vaccin langer dan 3 maanden geleden hadden ontvangen. Bij ongeveer 1 op de 3 mensen die niet volledig gevaccineerd waren, werden de antistoffen daarentegen na verloop van tijd ondetecteerbaar.
- Verdere monitoring van antistoffen tegen het coronavirus in de algemene bevolking zou een onderscheid moeten kunnen maken tussen antistoffen die door vaccinatie zijn ontstaan en antistoffen als gevolg van vaccinatie, en informatie moeten kunnen geven over het het niveau van bescherming op bevolkingsniveau en in specifieke bevolkingsgroepen te beoordelen. Vanuit een globaal volksgezondheidsperspectief zal dergelijke monitoring bij voorkeur worden geïntegreerd in een meer algemeen serosurveillancesysteem waarin ook antistoffen tegen andere ziekteverwekkers worden opgenomen.